writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

GEEN GEDICHT WANT OM DE EEN OF ANDERE REDEN KAN IK NIET UPGRADEN NAAR SCHRIJVER !!! meermaals gemel

door dovan

Dit is voor mijn grootvader, overleden op 27 februari 1997



Het leven begint met het besef van te zijn.

Dit hier werd na een aantal jaren een nachtmerrie.
Het begon in het jaar 1921, 20 Maart, de dag van mijn geboorte. Alles leek rond te draaien zoals de maan om de aarde. Een zus en een broer vervolledigden op het einde van de rit het plaatje. Mama, Charlotte Rampelberg hield de boel draaiende tesamen met mijn vader François Van der Poorten. Papa had vanaf zijn veertiende in een steenkoolmijn rond Charleroi gewerkt, zijn gezondheid was daardoor volledig om zeep. Zwaar werk zat er niet meer in, dus moest pa een andere bron van inkomsten zoeken. Soms kon hij de longen uit zijn lijf hoesten. Hij was iemand die één met de natuur was. Altijd buiten, winter en zomer maar o zo kreupel gewerkt. En uiteindelijk om ons een beter leven proberen te geven ! Toen ik 12 jaar oud was stierf mijn vader. Hij die mij bijna alles had geleerd om te overleven… weg. Naar school gaan was een verplichting tot mijn twaalfde. Meester Van Damme was niet mijn beste vriend. Hij was een stadsmus en ik een buitenvogel. Toen ik mijn zesde afmaakte viel er een blok onrust van mij en de meester. Vanaf nu ik en pa, we gaan het maken, maar een paar maand later was hij er niet meer. Papa werd ziek en lag drie weken later al onder de grond. Zware longonsteking weet u wel. In die tijd meer dan dodelijk. De man is nog geen veertig jaar oud geworden. Niemand van ons kon het vatten. En hoe gaan we dit overleven ? Ik was twaalf, zus Emilienne was net zes en broer Gustaaf was nog geen drie. Hoe hoe hoe !

Mijn naam is Lucien, de witten van I'gem zoals mijn vrienden mij noemden.
De Dender lag er in die tijd nog meer dan wow bij. Je zag, sorry, nee …je keek naar het leven in het water. Ons water, zomer of winter, het maakte geen verschil. Vissen, zwemmen, schaatsen, af en toe naar school was mijn leven tot ik bijna twaalf werd. Zwemmen was mijn hobby, duiken in het heldere water en onder paardgetrokken boten doorzwemmen was toen normaal voor ons mensvissen. Mijn pa was een voor-oorlogse vogelkenner. Alles wat rond vloog kende hij bij naam. Alhoewel hij maar toch maar tot zijn tiende naar school was gegaan kon hij vloeiend lezen en schrijven. Maar waar hij die kennis van al dat gevogelte vandaan heeft gehaald is mijn ganse leven een mysterie gebleven. Konijnen waren andere dieren waar mijn pa alles over wist. We hadden er thuis op een bepaald moment meer dan 150. De ganse buurt kocht konijnen bij ons. Een hele klus was het om elke dag twee grote zakken gras te gaan maaien. "Chien ga moei ne keer gras ver de konijnen" mocht ik elke dag horen. Fiets geladen op een toren, maar "Money".
Pa was er nu al een paar jaar niet meer maar zijn konijnen hebben ons toch van de ondergang gered. Konijnen en niks meer. Tussendoor werkte ik ook voor de Belgische post, pakjes en brieven uitdragen met de fiets. Triporteur heette dat in die tijd. Iets wat ik heel goed kon, "Triporteren", wow. Carbuurlamp en een tweewielertank van ongeveer twintig kilo.Ik vlamde van hier naar daar. Pakje naar hier, brief naar daar. What a life !

Ma was altijd in de weer om ons toch nog iets meer kunnen te geven. Driedubbel leven, haar uitvinding. Werken, werken en nog eens. Het leven was hard maar we klaagden niet. In de straat waren er veel gezinnen die het niet zoals wij hadden, alle dagen eten op tafel. Pa was gans zijn leven gefacineerd geweest van eksters, de slimste vogels op aarde volgens hem. Dat beestje nestelt zich hoog in de bomen, heel hooooog. Kan ik over meepraten toen ik jaren later (pa was toen reeds zes jaar dood) er een uit een populier van ongeveer twintig meter hoogte probeerde te halen. Alleen maar een manneken had pa me nog verteld, ja, dat zijn de grootste. Steek hem in een zak en kom voorzichtig naar beneden. 'k Was al voorzichtig proberen naar boven te kruipen, 'wat dacht hij wel'. Halverwege de boom zei de Dender 'dank u'. Van mijn ma heb ik er zo onder mijn voeten voor gekregen achteraf. Kapotte broek, gescheurd hemd en muts kwijt. Dat ik dood kon geweest zijn was maar bijzaak. Door deze stommiteit ontmoette ik wel mijn aanstaande. Ik kroop uit het water zonder ekster en zij kwam met haar fiets toevallig voorbijgereden. Om de een of andere reden had ze medelijden met mij. En van het een kwam het ander. Half jaar later waren we een vooroorlogs koppel. Zedig want vadertje kerk loerde altijd in het zwart om de hoek. Op kerstmisavond 1937 ging ik te vrijen bij haar thuis te Overboelare, zware sneeuwval en zeker min tien. De voorste lamp van mijn fiets was al een paar dagen kapot maar ik besloot toch om langs de Dender tot bij haar te fietsen, het was tenslotte een veel kortere weg langs daar. Slecht idee, ter hoogte van de molen in Overboelare, gleed ik weg en vloog met mijn tweewieler het bevroren water in. Ik en mijn fiets, want hij was mijn duurste bezit, zijn er uit geraakt, weet niet hoe en op welke manier ik tot in de 'basterinque' -zo noemde het gehugt daar- geraakt ben. Bibberblauw en kompleet bevroren aangeklopt. Ze zagen onmiddellijk wat er gebeurd was. Kledij uit en recht in een warm bed met een heet strijkijzer aan de voeten. Dankzij de goede zorgen van Adie haar moeder heb ik het overleefd. Twee weken in bed gelegen met hevige koorts, oneindig veel vlierbessenthee gedronken. Thuis dachten ze dat ik dood was, je zou voor minder zonder telefoon. De buurman van Adie had een automobiel en zij is drie dagen later is hij met haar vader tot bij mij thuis gereden om te vertellen wat er gebeurd was. Adie haar ma kon het lekkerste brood ter wereld maken, ze hadden een eigen gemetste oven, die één maal in de week, de zaterdag dienst deed. Dank zij de partij graan die ze hadden staan konden ze meer dan hun plan trekken. Die zelfde molen, waar ik voor de deur in het water reed, maalde hun graan. Het graan, bewaarden ze op "den delter" zoals men dat toen noemde. Dit was een ruimte in de hoogte waar muizen en ratten niet bijkonden. Een keer per maand vertrok haar vader met paard en kar naar de molen om nieuw graan te laten malen. Het graan ging in grote jutte zakken en weg was hij. Paar uur later kwam hij dan terug met drie grote zakken bloem. Toen werd er ook taart gebakken, met appels en af en toe met matten. Alleen suiker en gist waren een probleem. Er werd altijd een stuk deeg bewaard in een met papier afgesloten bokaal en dit gebruikten ze dan als gist voor de volgende week. Zo konden ze toch zes tot zeven keer brood bakken zonder nieuwe gist. Maar via de molenaar geraakte Adie haar pa af en toe toch aan een kilo nieuwe gist. Mama en Emie zijn mij een paar keer komen bezoeken toen ik daar half dood lag. Niet simpel in die tijd, geen bus, niks ! Met onze konijnen heeft ze het toen lastig gehad, maar Adie haar pa die ook veel van die beestjes afwist is een paar keer naar daar gefietst en zo is ze de periode van mijn afwezigheid doorgekomen. Door die strenge winter was hij heel veel thuis. Hij werkte normaal vijf dagen in de week in de steengroeve te Lessen. Hij kapte er ganse dagen kasseien, meer bepaald mozaieken. Hij was er superspecialist in, stuk graniet bekijken en in een hik en een wip kapte hij er met zijn bijltjes een mooie kleine kassei uit. De lijnen in de steen zijn belangrijk zei hij. Welke lijnen, want ik heb kon ze niet zien. Elke dag fietste hij heen en terug naar het werk, dagen van tien uur en meer waren doodnormaal. Er werd niet geklaagd en het leven ging zijn gang.

En toen kwam die oproepbrief één jaar later, 'k was bijna negentien en verdiende goed onze boterham … de heer Lucien Van der Poorten moet naar het leger, hier begint mijn verhaal.

Eind 1938, mooie tijd om je legerdienst te beginnen. Onzichtbare oorlogswind op komst en direct naar Leopoldsburg en dan nog voor twee jaar. Weg van Adie en thuis, maar ook mijn konijnen-business, de vissen en het schaatsen. Allé, weg mijn hele leven. Maar ook grote problemen thuis. Ma wist zich geen raad, maar dank zij haar nieuwe vriend Matthys René (mijn latere stiefvader) had ik toch geen reden om te panikeren. Tweede vader naar mijn hart. En hij heeft dat heel goed gedaan de René. Ma, broer en zus zijn nooit iets tekort gekomen tijdens mijn jaren afwezigheid. Ook de konijnen groeiden en bloeiden. Een spoedcursus van drie maand had ik aan mijn stiefvader gegeven voor mijn vertrek ! Het leger is uw beste vriend werd absoluut geen waarheid ! Toen we vertrokken was het station van Idegem in tranen gehuld. Adie, mama, Emie, kleine Gust, ik en de René stonden daar maar tijdloos te kijken. En dat zou het worden, eindeloos !
Met de treinstomer naar de kazerne geschud. Eindbestemmming Leopoldsburg. Zes uur want de locomotief was onderweg ook nog in panne gevallen. Voorbode van wat zou komen. En ondertussen altijd die heimwee naar huis, wat zijn ze aan het doen, hoe is het met Adie, kleine Gust en Emmie. Aangekomen, in de rij en geef acht zei de korporaal. Kleren passen, de kapper en een slaapkwartier. Schoenen poetsen, rechte rug en weer die acht geven zouden de volgende maanden onze constante worden. Drillen en gedrild worden. Verstand op nul en arch ! Corvée hier en nog een daar. Geweer poetsen en de bottinen-bruin. Alleen maar poetsen dat schietijzer, de eerste drie maand hebben we er vijf keer mogen mee schieten. Munitieratsoen. En elke dag die leeghoofdige geef acht. Luitenant links, kapitein soms rechts .. rug recht, hoofd omhoog en kappen met die hielen. Soldaat VdP "geef acht", klootzak dacht ik dan " waarom geen negen". De eerste keer dat ik naar huis mocht was pas na twee maand. Twee maal een halve dag op de trein om maar drie dagen bij je familie te zijn. Het afscheid kwam zo snel en het zou voor een lange tijd zijn, maar dat wist ik toen nog niet. In de kazerne waren we ondertussen elke dag bezig met het antieke oorlogstuig te kuisen. Kanonnen van meer dan twintig jaar oud, tanks waarvan de motoren meestal niet starten. Vrachtwagens uit vervlogen tijden. Geweren zonder kogels. De mecaniekers waren meer bezig met de boel proberen te repareren dan iets anders. Toen we de onheilspellende berichten vanuit Duitsland hoorden zei de kolonel dat we ons geen zorgen hoefden te maken. 'k Hoor het hem nog altijd zeggen in zijn fransvlaams : "gier in de kazern is meer dan genoek kanon en geweer om den allemand tegen te houd". Onze broek zakte toen tot op onze knieen. Met antieke geweren zonder kogels, ja, dat gaat wat worden. Tot er oorlog overwaaide uit het oosten. Een zekere Hitler kreeg het lumineus idee om de wereld te veranderen. Spijtig genoeg woonden we naast de deur en in '40 was het zover. Ons zo gedrild leger met blinkende schoenen en geweren zonder kogels werd in zo goed als één dag onder de voet gelopen. Was dit met voorbedachten rade, wie zal het zeggen. Ik zeg van wel ! Die dag waren ik, Willy en Julien van dienst, maar helemaal aan de westerkant van de kazerne. Zal wel zeker tien kilometer ver geweest zijn. Onze chef had ons twee dagen daarvoor de opdracht gegeven om een paar bospaden te gaan vrijmaken. We konden ter plekke blijven slapen in wat een soort uitkijkpost hoorde voor te stellen. Het enige waar je van daaruit kon op uitkijken waren een hoop sparren. We zaten wel mooi gelogeerd, vijfhonderd meter verder een café waar we af en toe een pot gingen drinken. "Jongens, er is oorlog op komst zei de cafébaas nog de dag ervoor, er gaan rare dinges gebeuren". Onze chalet was gewoon verkeerd geplaatst en nog nooit gebruikt, wij zijn zeker de enigen die er ooit in geslapen hebben, zeker weten. Naast ons huis was een grote ondergrondse bunker, volgestoken met blikvoer en benzine. Voor wie of wat, een groot mysterie ! Houdbaarheidsdatums kende men toen nog niet, alles bleef haast eeuwig goed. Maar dat karwei is wel ons geluk geweest. Voorzien van eten wat dan alleen maar blikvoer was, drie broden, voldoende tabak en "bloeikes" en twee tonnen water van 25 liter waren we op pad gegaan, richting kuiswerk. Oeps die pot smout nog vergeten. Wat ze toen in die blikken draaiden heb ik nooit geweten, het was een soort van gemalen vlees. We moesten het altijd koken van de chef alvorens ervan te eten, lekker oud-vers. In ons tijdelijk hotel hadden we het wel naar onze zin. Er was een kleine houtkachel en droog hout hadden we maar voor het oprapen. Een kom en een pan in ons buitenverblijf, daar moesten we het maar mee doen. De adjudant was de eerste dag voor een paar uur meegegaan en had ons getoond wat we moesten doen. Dat die betonnen kelder naast de deur lag had hij gewoon niet vernoemd. Elke avond passeerde hij met zijn motorfiets voor controle. Dikke twee kilometer boswegjes opkuisen vol met varens, netels en struiken. Wat de bedoeling ervan was ? Bezigheidstherapieen zeker. Zaag en zeis, iets anders hadden we niet gekregen. Wat een soldaat lijden kan ? We hadden ondertussen al meer dan de helft van onze job gedaan toen alles veranderde. Twee dagen waren we nu al aan die opkuis bezig !

Toen, die 10de Mei 1940.

Ik denk dat het een vrijdag was, heb er eigenlijk nooit bij stil gestaan, rond vijf uur 's morgens, werden we wakker van het lawaai van vliegtuigen die overkwamen uit het oosten en in geen tijd lag de kazerne achter ons plat. Overal vuur en ontploffingen. Ons zo gedrild leger met super geblonken schoenen werd in een hik en een wip onder de voet gelopen. Heel veel kameraden hebben we daar verloren. We wisten wel dat er zich in het oosten iets roerde, maar dat het zo snel zou gaan was voor ons verstand toen te klein.
Wat moesten we doen, terug gaan naar de kazerne die in brand stond.
De beslissing was vlug genomen, de biesen pakken en liefst zo vlug mogelijk. Alles wat we konden meenemen bonden we vast op onze tweewielers, pot, pan, grabbel grabbel, zoveel mogelijk blikvoer, een rol ijzerdraad, mijn bijltje, kniptang, een hoop sleutels, landkaart en richting het westen, volle gas ! Het heeft geen tien minuten geduurd en we waren weg. Onze tassen achterop zater propvol. We zijn nog langs het café gereden maar er viel niemand te bespeuren. Het eerste uur reden we alleen maar rechtdoor, naar waar dat ook maar was, rechtdoor, zo hard we konden en zonder omkijken. Ergens voorbij Diest zijn we met onze tongen op de grond gestopt aan een café om iets te drinken. De baas was zwaar over zijn toeren, "maak jullie uit de voeten want op de radio vertelt men dat het oorlog is" zei hij, de duitsers zijn op komst. Paar frisse pinten en terug op onze tweewielers. Altijd maar rechtdoor. Waren we toen maar gewoonweg naar huis gefietst, alles was veel simpelder geweest, achteraf.
Bijna anderhalve dag trapten we gelijk gekken. We reden een Parijs-Roubaix, en dan nog zonder lek te rijden, maar een smid in de buurt van Handzame moest ons wel redden. De Willy zijn voorvork was afgebroken. Bijna voor de deur van die smederij. Onder Antwerp door, richting Dendermonde, via Aalst en Kortrijk fietsten we naar zee. En altijd maar achtervolgt en soms bijna voorbijgestoken door de duitsers. Constant vliegtuigen boven ons, de hel was losgebarsten. Eindbestemming, Nieuwpoort. Onderweg hadden we opgevangen dat de engelsen alle soldaten aan het evacueren waren. En wij waren toch helden van het vaderland. Maar dit plaatje klopte wel niet helemaal, toen we er aankwamen zaten alle boten overvol en er was geen plaats meer voor wij de heldhaftige speelgoedsoldaatjes uit belgenland. We waren met onze fietsen tot in het water gereden, iets waar we later nog spijt van zouden krijgen. Er zat dus niks anders op dan terug erop te springen en richting thuis te rijden. Maar dat was de kant van de moffen, en ze waren o zo dichtbij en met zoveel ! Dit keer moest het via kleine veldwegjes en zoveel mogelijk bos gaan, om niet gezien te worden. Onze kaart klopte echter van geen kanten, zeker als het over bos en kleinere wegjes ging. Ik heb verschillende keren het gevoel gehad dat we soms achterwaarts gingen. Kapot van vermoeidheid waren we. Twee dagen stonden we reeds droog, lege magen en spoken door ons hoofd, de zak met ons blikvoer was ik verloren onderweg, de kasseien zullen er wel voor iets tussengezeten hebben. Mijn ma had nog ergens een tante in de buurt van Nieuwpoort wonen, maar ik wist haar adres niet meer. Was het niet 'Doornstraat 28', maar achteraf bleek het 'Lategem 54' te zijn. 'k Zat er ver naast. Dus zat er niks anders op dan rechtsomkeer te maken. Richting Overboelare en Oudenaarde. Naar mijn thuis te Idegem durfde ik niet te gaan omdat ik dan veel te veel grotere wegen zou moeten nemen. Bij mijn toekomstige kon ik wel gemakkelijk door veld en bos geraken. Onze legerkledij hebben we onderweg geruild … alleen maar geruild ! Ergens onderweg, half Duitsland was ons ondertussen voorbij gereden. Wij waren gehaast maar zij nog veel meer. Nog een geluk want hadden ze dit niet geweest dan had men ons zeker gevangen genomen. Wij brave soldaten wisten gewoon niet wat er gebeurde. Na iets meer dan vijf uur fietsen en wandelen zijn we in een bos aanbeland. Bijna vijf maand hebben we er ons verstopt. Het was ergens in de buurt van Aalter. Bedoeling was eerst om er een dag of twee op onze plooi te komen. We waren bekaf, blaren op onze voeten, nog veel meer op ons achterwerk en haast niet meer geslapen sinds onze vlucht uit Limburg. Maar die paar dagen werden veel langer dan voorzien. Het bos waarin we verzeilt raakten bleek immens groot. Verloren zijn we er in gelopen dank zij onze vooroorlogse stafkaart. Hier en daar was een paadje, fietsen werd meer dan een last door de dichte begroeiing. Nogmaals bleek het leger niet onze beste vriend. Onze kaart klopte van geen kanten, het bos was er veel, veel kleiner op getekend. Een grote groene rechthoek. Na dikke twee uur ronddwalen vonden we een plaats waarvan we dachten, hier vindt ons toch nooit iemand.

Rust !

Het was haast een reis in de tijd. Groen, stil en vol wild. De zon boven onze kop. We waren bekaf, moe en nog eens moe. Slapen zonder gevonden worden, meer moest het toen niet zijn ! Dit hebben we meer dan gedaan, veertien uur plat.

« Pas de vin, ni du pain et encore moin du boursin »

Maar dit werden achteraf wel van de mooiste dagen uit mijn leven. Toen we het bos inreden hadden we veel konijnen en zelfs een paar herten gezien. Zeker dat eerste was mijn specialiteit. Twee dagen later hadden we meer konijnen gevangen dan we konden opeten. Die rol ijzerdraad uit Leopoldsburg deed wonderen. De mannen keken nogal op toen ik in een paar minuten het konijn zijn jas uitdeed. Het vet ervan smolten we eerst in onze kom, stukken konijn erbij met een beetje peper en zout die we uit de kazerne meenamen.
Flinke scheut water erbij en twee uurtjes later was het mjammie. Op onze eerste hert hebben we wel veel langer moeten wachten, maar het is ons toch gelukt. Ook dank zij de domme rol staaldraad. Met onze plooischoppen hadden we ondertussen een primitief huis gemaakt, grotendeels ondergronds. Een uitholling tegen een grote beuk was welgekomen. Afgedekt met een rij lange takken, varens erboven en onzichtbaar van rondom. Allen met een grote mierennest hebben we een serieus gevecht moeten leveren. Met ons drie en nog slaap-plaats over, onze fietsen hadden we verstopt onder een hoop bladeren. We hadden een dikke laag varens op de grond gelegd die als matras dienst deden. Van roepen en tieren was geen sprake, alles verliep via gefluister en een ssst. Carbuurlamp van een fiets onder een jas verstopt was 's avonds welgekomen. Slapen was zeker niet perfect want het was 's avonds toch nog meer dan fris. Het werd ook bijna de tijd van de bosbessen, dus wat moesten we nog meer hebben. Kort daarna vonden we vlakbij nog een redelijk grote vijver, niet te zien van boven. Moet nog een of andere kleine kiezelgroeve geweest zijn uit lang vervlogen tijden. Het water was krakhelder, maar ijs ijskoud, er moest wel ergens een serieuze bron onderwater geweest zijn. Zeker honderd meter lang maar niet al te breed, denk een goeie twintig meter. Op het einde was er een soort van natuurlijke dam en ontsprong een beekje. Op onze kaart was er nochtans nergens water tezien. Misschien dat de duitsers het daarom ook over het hoofd zagen, of het bos interesseerde hun al helemaal niet. Als ze de kaarten van de belgen gejat hadden zal het zo geweest zijn. Ook wat je paadjes kon noemen die er hier en daar door het bos liepen stonden niet op de kaart. Toen we dat doorhadden was het leger toch wel voor effjes onze vriend. Die waterplas heeft ons heel veel deugd gedaan. We stonken alle drie naar de rotte pest. Beeld u eens in, het is bijna zomer, warm, en wij met ons lang ondergoed en katoenen oorlogsgerei, pispot op ons hoofd, pis- en strontfluit in onze broek, en dan nog eens fietsen en zweten ... stink, stink, stink ! Grote wasjes waren het. En de vissen, de eerste dagen hadden we zelfs niet door dat er waren, maar hoe er een vangen zonder haak en draad. Je zag ze gewoon zo door het water zweven. Karpers, halve reuzen waren het. Hoe ze daar gekomen zijn, een of andere reiger zal wel aan import gedaan hebben. En wederom heeft die rol ijzerdraad ons geholpen. Onze antieke wapens hadden we op onze vlucht achtergelaten, uit noodzaak en overlast. Ze waren toch alleen maar een overtollige ballast, elk van ons had vijf kogels gekregen. Daar moesten we een vloed van duitsers mee stoppen. Dat was de zoveelste maal dat het leger niet onze vriend was ! Maar een niet al te dikke tak van een hazelaar toverde Lucien met zijn mes en de ijzerdraad om in een primitieve boog, fijnere takken veranderden in pijlen. Inkeeping boven, onder en de draad goed gespannen.
In het midden een kleine snede voor de pijl, et voila. Mijn vader had me dit nog geleerd. Elke zomer maakten we zo samen een boog, hij en ik. Wat heb ik die man toch gemist !
Waarom moest hij zo vlug heengaan ? Maar onze roos was toen wel een bundel hooi met een krant, en nu waren het grote vissen in het water. Veel geduld en oefening, baren kunst zo zou blijken.
Het heeft een paar dagen geduurd, Julien was de indiaan van dienst. Elke dag was hij bezig zijn vaardigheid aan het aanscherpen. En dat ging verdomme snel, hij werd na een tijd heel handig met dat wapen, veel beter dan ik het ooit kon. Tak zei … Robin Hood !
Na elke paar pogingen stond de Julien wel een koud bad te wachten. Als zijn pijlen op waren was het zwemmen geblazen. Ik de konijnen, de Willy een hert van meer dan twintig kilo en de Julien boogschoot vis. Vermagerd zijn we op die vijf maand zeker niet. Heeft hij daar karpers gevangen, lekker, lekker …. barbecue. De zakken zout en peper die we zonder we het wisten te Leopoldsburg in onze fietszakken hadden gestoken deden toen mirakels. Maar ons vuur, oeps. Vuur en rook, oei ! Een paar dagen later werd het bos uitgekamd door een patrouille van de vijand. Gelukkig hadden we ze, dankzij Julien die nog aan het vissen was horen aankomen en al onze sporen op tijd kunnen wissen. Bladeren, ja, en twee dagen onder de grond met een struisvogelei in onze broek. We hoorden ze wel in de verte maar hebben toch niemand gezien. Die moeilijk te bereiken plek waar we zaten en de gelatenheid van de duitsers zal wel geholpen hebben. Maar die dagen stond ons hart wel stil. Naar toilet 's nachts op de tast, superdonker, leuk ! En donker was het. Poep afkuisen was een hele stinkkarwei. Vanaf dan maakten we allen nog maar vuur toen het donker was. In ons ondergronds verblijf, paar grote stenen errond en het was nog warmer om te slapen ook. Door het vuur en de rook waren we ook van de muggen verlost.
Julien en Willy smeekten achteraf, laat ons nu nog toch nog even hier blijven. Twee dagen lang zijn we in onze halfondergrondse schuilplaats gebleven. Toen zag ik het ook niet meer zitten om te vertrekken. We wilden niet gevangen worden maar gewoon naar huis bij onze familie gaan. Schrik maakte zich die dagen over ons meester. Pas dan begon ik te beseffen hoe lang een dag kan duren. Twee weken later vond ik toch eindelijk de moed om eens verder het bos te verkennen. De eerste dag ging ik een dikke kilometer of twee ver van ons kamp. Na een paar dagen had ik een weg uitgestipeld die ik altijd kon terugvinden. Vier dagen later, altijd rechtdoor en ik kwam bij een uiteinde van het bos. Onderweg probeerde ik zoveel mogelijk de weg te onthouden. Klein pijltje op een boom hier en daar hielpen enorm. Op de plaats waar ik het bos uitkwam stond een kar geladen vol met hout. Dit was het baken dat ik nodig had om mijn weg terug te vinden. In de verte een kleine boerderij. Er lag een gigantische hoop hout rondom.
Met Julien en Willy had ik afgesproken dat, indien ik tegen de volgende dag niet terug was ze maar zonder mij maar moesten vertrekken richting thuis. Op mijn speurtocht heb ik nergens iets van de duitsers gezien. Je zou niet gezegd hebben dat het oorlog was. Met knikkende knieen ging ik aankloppen op de boerderij. Het eerste wat ik mocht horen "manneken van wor komde goa". Toen wist ik direkt dat ik op een goed adres was beland. Ik vertelde de boer en zijn vrouw, Alois en Trees, dat wij zich met ons drieen al meer dan vier weken verstopt hielden in het bos. Deed hem gans ons verhaal, van waar we kwamen, dat we aan zee probeerden in te schepen naar Engeland en dat we uiteindelijk hier in het bos beland zijn. Infeite was hij een beetje boer en voltijds houthakker. Zijn twee zonen zaten ook in het leger maar dan ergens in de Ardennen. Ze hadden al meerdere weken niks meer van hen meer gehoord en vreesden het ergste. De tranen stonden in die mensen hun ogen toen ze mijn verhaal hoorden. Ik probeerde hen zoveel mogelijk moed te geven, het komt wel goed zei ik. De stock hout rondom, het werk van bijna twee jaar, de man wist niet wat hij ermee aan moest. Het bos was eigendom van een of andere baron uit de buurt. Alois en zijn voorouders werkten al bijna honderd jaar voor de baronfamilie maar die had nu zijn biezen gepakt richting Amerika en het kasteel stond gemeubeld leeg. Alois en zijn zonen hadden het erfrecht om op een kwart van het bos hout te hakken, deels voor de baron, ander deel voor hun. Met de paar varkens, kippen en andere dieren die ze hadden overleefden ze. Electriciteit was er niet. Water kwam van de put. Kaarsenvet, een olielamp en niks meer. Van het kasteel hadden de duitsers hun hoofkwartier gemaakt. Jullie moeten geen schrik hebben want het staat aan de andere kant van het bos zei Alois. Zeker vijftien kilometer van hier. Toen hoorde ik ook voor het eerst dat het echt oorlog was. Belgie en bijna de rest van Europa waren onder de voet gelopen door Hitler. Ze vertelden me ook dat het niet gemakkelijk zou zijn om terug thuis te geraken. Belgische politie die meedeed met de duitsers, de zwarte, hielden veel controles om zogenaamd gedeserteerde soldaten op te sporen, en dat waren wij zeker, alhoewel. Ben gans die namiddag op de boerderij gebleven. Lekker gegeten, kon die man lekker varkenshesp zouten. Dikke snede op een boterham, wow. De boer vertelde mij dat we ons beter nog enkele weken konden verstoppen tot de situatie meer gestabiliseerd was. In het dorp verderop hadden ze wel al veel duitsers zien voorbijkomen en hadden ze ook opgevangen dat er duitse soldaten gingen gekazerneerd worden bij burgerfamilie's. Dat zag er dus zeker niet goed uit voor ons thuisfront. Met een grote zak aardappelen, reuzenbrood, oud zeil, paar oude kranten en nog een zak zout ben ik vertrokken. Kom maar elke week terug waren zijn woorden.
Wat een gewicht ! Dat zeil konden we meer dan goed gebruiken want door ons varendak sijpelde de regen bij momenten ferm door. Gelukkig hebben we daar een meer dan goede zomer beleefd in ons bos. Bij mijn volgende bezoek een week later had Alois wel al duits bezoek gehad, maar dat was alleen maar omdat ze wisten dat hij een ferme berg hout naast de deur liggen had. Met de winter die ging komen moest het kasteel ook verwarmd worden, dus. Maak dat jullie niet gevangen worden en kom goed thuis zei de man bij ons laatste bezoek eind september". Ik heb de eerste wereldoorlog als soldaat meegemaakt en weet maar al te goed wat het is, "oorlog", waren zijn laatste woorden bij ons vertrek. Van hun twee zonen was er nog altijd geen nieuws.

Pauze

We waren nu reeds meer dan veertien weken bijna dag en nacht onderweg. Zaten nog altijd in dat grote bos ergens in de buurt van Aalter. Konijnen, vis en een hert waren onze bezigheden. Onder ons drie hadden we een meer dan mooie ondergrondse bunker gemaakt. Vuur maakten we nu nog alleen als het donker was, ook onder de grond. Onze slaapplaats hadden we ondertussen ook nog vergroot. Altijd iemand op de uitkijk overdag. Varens zijn toch heel hulpzaam in de zomer. Duitsers zullen ons zeker niet gezocht hebben en we konden zonder al te veel problemen overleven. Eind september zijn we vertrokken. De winter stond voor de deur en de nachten werden serieus fris.
Ons huis achterlaten deed ons alle drie pijn. Willy zag het echt niet zitten, maar twee tegen één ! Democratie en de roep naar huis werd veel te groot !
Maar de kettingen van onze fietsen waren compleet roest toen we wilden vertrekken.
Dus zijn we nog maar een dag langer gebleven om te overleggen welke weg we voor onze marathon zouden nemen. Shit wat nu, spookte door ieders hoofd ? Te voet, en heel veel nachtwerk. Zes nachten onderweg en we zaten toch al ergens rond Oudenaarde. Drie dagen reeds terug op dieet. Overdag verstopten we ons in bosjes. Ergens aankloppen durfden we niet uit schrik voor de duitsers. Waar blijven die konijnen. Ook met dat hongergevoel is onze reis toch nog goed meegevallen. Julien woonde in Nukerke en was het eerst thuis, het weerzien met zijn familie was een waterval van tranen. Hij was ook een boerenzoon. Na twee dagen normaal slapen, stevige maaltijd, deftig wassen en andere kleren zijn we vertrokken op de boerderij. Laatste etappe binnendoor over het land. Roman heeft ons dan onderweg gered. Bier en een oude vriend van mijn grootvader Camiel.
Ik en Willy zijn er een dag gebleven en tussen een lading biervaten tot in Everbeek gereisd. Julien heb ik na de oorlog nog regelmatig terug gezien, maar Willy is van de aardbol verdwenen. Hij was van joodse afkomst, slik !

JB Soetens keek nogal op toen ik voor zijn neus stond. Lucien " wat doede gij ier" met een mond vol tanden. Thuis dacht iedereen dat ik dood was. Ze hadden het nieuws van het bombardement gehoord en dachten dat het over was met mij. "Maar weggelopen voor den duits", meer kwam er niet uit bij mij. Oeps, vergeten te vertellen dat het mijn bijna schoonouders waren.
Jean-Baptiste en Victorienne. Verkoop die namen de dag van vandaag. Schoonpapa en -mama. Vlug binnen, en voor heel lang. De kelder werd mijn nieuw verblijf. Gelukkig was er mijn lieve Adrienne, vrouw van mijn leven. Adie noemde ik haar …
Ja, toen schoonpapa en ma op het veld aan het werk waren vlogen de vlinders in het rond. Ik hield mij overdag bezig met hun kippen, konijnen, schapen en de koe. Adie had haar handen vol met haar kleinere broertje Adrien. Ze scheelden meer dan tien jaar. Was me dat een rakker, hij was altijd met kleine vliegtuigjes aan het spelen. Later zou hij er wel zijn beroep van maken om ze te herstellen. Jb was een specialist in het enten van fruitbomen. Hij had een testplantage staan waar zeker meer dan 50 verschillende bomen stonden. Perenboom die drie soorten droeg. Twee soorten appels aan een boom. Ongelooflijk wat hij daar presteerde. In manden vlechten was hij ook heel goed. Fijne wilgetakken werden in een klein uur omgetoverd tot een mooie en handige mand.
Stelen voor in een schop, hark of iets anders maakte hij voorgans Overboelare. Die man kon bijna alles denk ik. Voor de rest van de oorlog in een kelder te verblijven leek mij geen goed idee.
Na bijna vier jaar voorzichtig verstopt te hebben gezeten begon ik aan de grootste stommiteit uit mijn leven …. eerlijk zijn. Iedereen was er tegen, maar nee ik klote lul (achteraf), ging naar het gemeentehuis om een nieuw passport te halen. Misschien zijn ze me vergeten. Wou mij vrij kunnen bewegen en terug naar huis gaan bij mijn familie.
Niet andersom. Super slim. Dag later zat ik in Ninove gevangen. Oude collega in het triporteren die nu bij de zwarte was vertelde de duitsers dat ik een soldaat was van het Belgisch leger. Een enkele retour naar Duitsland was het verdict. Tijdelijk gevang met de ramen open, buiten was het bijna 40°. En ik bleef maar braaf zitten. Stommen aap ! Had honderd keer kunnen vluchten en ik deed het niet. Iets later zat ik op de trein … richting Krups werkkamp, Duitsland. Ergens diep in Duitsland. Bijna niks van eten en drinken. Met ongeveer vijftig man in een wagon, en buiten de Sahara. Denk wel dat er meerdere zijn gestorven tijdens de verplichte reis. Aangekomen in het werkkamp, een grote fabriek was het, vroeg de SS-officier wie er smid was, wie er schrijnwerker was, shit wie wat was. Ik zei doodleuk… "jawohl". Smid gespecialiseerd in konijnen ! Ga je ver mee komen. Gelukkig was er Yoeri, mijn latere rusky vriend. In het begin zonder woorden, maar naar een paar maanden begrepen we mekaar. Hij was een echte smid en had de duitsers op een of andere manier overtuigd dat ik dat ook was. Waren zware en lange dagen met de Yoe. Met een stuk droog brood,spooksoep en af en toe een gegrilde rat moesten we het maar trekken. We sliepen in barakken die ijskoud waren. "Keine arbeit, kein essen", we werkten zestien uur per dag en kregen toch nog zo goed als geen eten. Wat deed het pijn om te moeten zien hou die duitsers hun buik alle dagen dik aten, en dit voor onze magere neus.
Toen ik het kamp binnenkwam woog ik rond de zeventig kilo. Vier weken later waren er al bijna tien van af. Alle dagen leken op mekaar, kloppen met die hamer, kloppen !
En de kilo's vlogen er maar af. Rond februari maart werden we bevrijd door de Amerikanen. Toen ze me op de weegschaal zetten stond de wijzer op 47 kilo ! Ik was mager en niet gezond, zat onder het schurft, luizen en noem maar op. Die reep chocolade,
wist zelfs niet meer dat het bestond. Vier maand verbleef ik in een of ander verdikkingskamp in de buurt. September 1945 mocht ik naar huis. Had wel al een paar brieven geschreven maar een antwoord was er nog niet gekomen. Hoe was het met Adie, en hoe is het met mij. Een wrak op alle gebied was ik die dagen, maanden.
Mijn vriend Yoeri was in die periode mijn redding. Hij kende al vele woorden nederlands en ik brabbelde het russisch. Hij woonde in de buurt van Kiev, zijn familie had de oorlog overleefd. Anderhalf jaar waren we bijna alle dagen tezamen, dus het afscheid nemen deed meer dan pijn ! Dat ik die mens achteraf nooit meer heb weergezien of gehoord is me altijd blijven achtervolgen. Alleen een kleine pasfoto was zijn enige herinnering.
De koude oorlog zal er wel voor iets tussen hebben gezeten. We hadden nochtans elkaars adres, en toch.
En toen kwam ik thuis ! Thuis !
Iedereen dacht dat ik dood was. De tweede maal reeds. Ik viel achterover want ik was vader geworden van een ferme zoon die bijna twee jaar oud was.
IK WAS THUIS
Kon het niet geloven, Adie vastnemen, kussen zo veel meer.

1946 zijn wij getrouwd. Mijn d'job als 'triporteur' was een ver verleden.
Hoe nu verder, terug die konijnen !
Yeppppp … met vele yp'en
Het moest en het zou me lukken. Konijnen !
JB verklaarde me zot toen ik met mijn idee te voorschijn kwam . "Allee, da kan toch niet" of "da ga nie lukken". Waarom niet ?

















In 1959 gingen ik en Julien op zoek naar die plaats in het 'ons tijdelijk' bos. De boerderij van Alois vonden we snel terug. Hij woonde er nog altijd met zijn vrouw. Onmiddellijk had hij mij herkend, de tranen vloeiden die dag rijkelijk. "Oe est met oe" waren zijn eerste woorden. Met mij ging het toen heel goed.
Maar hoe was het nu met hem. De twee zoons hadden de oorlog overleefd, een woonde in Amerika en de andere in de buurt van Bastenaken. Die uit de ardennen zag hij twee maal per jaar maar zijn andere zoon uit de states had hij in tien jaar niet meer gezien, alleen maar een brief om de maand. Alois was zo gelukkig dat alles toch goed afgelopen was. Zouden we ons buitenverblijf in het bos nog terug vinden. Tezamen met Alois zijn we gaan zoeken, het bos was reeds fameus veranderd en verkleinerd. Grote stukken waren gekapt en veranderd in graanvelden. Toen onze visvijver opdook wisten we meteen waar we moesten zoeken, en ja, zelfs het zeil dat we van hem hadden gekregen lag er nog altijd. Onze fietsen, of wat ervan overschoot vonden we terug. Alsof we door een tijdmachine gereisd waren. Toen Adie zag waar ik vijf maand had gezeten zei ze "man man man, hoe hebben jullie dat hier doorstaan".
Maar dit waren mooie tijden

 

feedback van andere lezers

  • teevee
    Mooi verhaal en echt gebeurd, dat voel je!
    Ik woon in de buurt van Leopoldsburg en ben er ook op kamp geweest in 1955.
    Heb wel de indruk dat ik dit verhaal al eens gelezen heb. Kan dat? Heb je dit al reeds vroeger geplaatst?
    dovan: yep
    heeft er reeds gestaan maar ondertussen redelijk bijgeschreven !
    toch straf, ik probeer reeds een jaar naar schrijver te upgraden en dit kan blijkbaar niet. Al gemeld.... hopeloos !
    bedankt
    groeten
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .