writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Staf

door lappes

De rode neonletters van "Natuurslagerij Taeymans" lichtten, ondanks het feit dat het ochtendgloren al nadrukkelijk aanwezig was, duidelijk op tegen de strak witgeverfde gevel. Het was een wat ongebruikelijke keuze geweest, dat rode neon. Het was het soort rood dat ook straalde aan de gevels van louche baancafeetjes waar meisjes werkten die vroeger op school niet zo goed hadden opgelet waardoor ze nu verplicht waren hun meest intieme lichaamsdelen te verhuren aan diegenen die a. er in geïnteresseerd waren en b. er de financiële middelen voor hadden. Taeymans had er niet om gemaald. Het was een eigenzinnige "koppigaard". De aanduiding "Natuurslagerij" was al helemaal een aanfluiting. Als er één slager in het dorp was wiens "Americain préparé" stijf stond van de sulfiet, dan was het wel die van Taeymans, om nog niet te spreken van de kilo's hormonaal bewerkt vlees die er bij hem over de toonbank gingen. Één kilo speklappen bevatte een hoeveelheid antibiotica die ruim voldoende was om een Eskimo gezin zonder ook maar één snotvalling de strenge winter door te laten komen. Gek genoeg bleef de man bij een niet onaanzienlijk deel van de bevolking zijn klandizie behouden. Waarschijnlijk omdat hijzelf, in weerwil van alle rotzooi die hij in zijn producten draaide, er nog steeds als een "blozend kriekske" bleef uitzien. Zijn vuurrode kop wedijverde met de kleur van zijn gebraden rosbief die, ten bewijze van zijn vakmanschap, prominent bovenop de toonbank uitgestald lag. Het interieur van de winkel had sinds mijn laatste bezoek, zo'n slordige 6 jaar geleden toen ik weer eens van mijn studentenkot naar mijn geboorteplaats was afgezakt voor een bezoek aan mijn moeder, weinig veranderingen ondergaan. Taeymans investeerde kennelijk niet meer in nieuwe machinerieën of winkelinrichting, waarom zou hij ook? Zijn assortiment vlees en vleeswaren had echter, door de veranderende vraag van de consument, wèl een ingrijpende wijziging ondergaan. Waar vroeger grote lappen biefstuk, entrecotes, rib-eyes, koteletten en andere voedzame onderdelen van runderen en varkens uitgestald lagen, vond men nu een assortiment "bereide schotels". Dit liep van de geijkte "bouletten in tomatensaus", "vol-au-vent", "bereid stoofvlees" en "Ossentong in madeirasaus" over naar wat meer gesofisticeerde gerechten als "parelhoen met hertoginnenaardappeltjes" en "lamskoteletjes met gebraiseerde witloof en pommes gratin.
Een oplettende bezoeker zou het waarschijnlijk opgevallen zijn dat de neonreclame wat ver van de zijkant van de gevel aangebracht was. Dit had echter een reden. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de zoon van Taeymans in het bedrijf zou komen en het, na de pensionering van Taeymans senior, zou voortzetten. De Taeymansen waren per slot van rekening al sedert generaties beenhouwers geweest in onze gemeente. Hun aanwezigheid als "spekslagers" ging zelfs terug tot de tijd dat men vlees nog met "ch" schreef. Dientengevolge had Taeymans er rekening mee gehouden dat het toevoegsel "en zoon" te zijner tijd in vurige neonletters achter zijn naam bevestigd zou worden.
Deze zoon was Gustave Taeymans. "Staf" zoals hij kortweg genoemd werd was van mijn leeftijd. Een klasgenoot op de lagere school zelfs en voor zover ik mij kan herinneren de meest laffe, achterbakse en gewelddadige etterbak die er in onze gemeente en omstreken rondgelopen heeft.

Onze lagere school was redelijk beperkt qua aantal leerlingen. De scepter werd er gezwaaid door meester Aernoudts, een rustige joviale man die het vijfde en zesde leerjaar voor zijn rekening nam. Eenmaal in het zesde leerjaar aangekomen brak voor ons de gelukzalige tijd aan van "oudsten" op school, leerlingen waar de "kleintjes" naar opkeken en die klaargestoomd werden voor de diverse vervolgopleidingen. In die tijd had ik een vast vriendenclubje dat naast mijn persoon bestond uit; Walter de Buck, George Blanckaert, Cyriel Ongenae en Flor Van Hove. Van dit groepje viel eigenlijk alleen de laatste een beetje uit de toon. De drie voorgaande waren, net als ikzelf, allen kinderen van gezinnen die doorgaans als "gegoede burgers" aangeduid werden, gezinnen die een respectabele sociale positie verworven hadden en een deugdelijk inkomen genoten. Flor echter was het product van een geestelijk labiele plantsoenarbeider en een moeder die een voorliefde had voor flessen met een alcoholpercentage welke het landelijk gemiddelde ver overstegen. Vader Van Hove ranselde zijn vrouw en twee zonen regelmatig af met een speciaal daarvoor aangeschaft stuk witte plastic buis waar doorgaans elektriciteitsdraden doorheen worden getrokken. Als de buis aan vernieuwing toe was en hij zich naar de plaatselijke elektricien begaf voor een ander stuk, vroeg deze altijd spottend: "Awel Albert, gaat ge uwen elektriek alweer vernieuwen?"
Waarschijnlijk ten gevolge van één van deze ranselpartijen vertoonde Flor een merkwaardig slepende tred wat hem de bijnaam "de rups" had opgeleverd. Het enige lichtpuntje voor de familie Van Hove, in de alcoholwalm die vrijwel constant in het minuscule arbeidershuisje hing, was de oudste zoon Dimitri. Dimitri had ooit in een landelijke opstelwedstrijd voor christelijke scholen eens een vierde prijs gewonnen. Vader Van Hove was hierover zo verrukt geweest dat de drankbestellingen diezelfde week verdubbeld werden. Hierdoor werd de ouderlijke woning praktisch geheel aan het zicht onttrokken door de groeiende stapel lege bierkratten. Sindsdien was het, tot grote teleurstelling van vader Van Hove, stil geworden rond Dimitri. Zijn laatste werkstukken bestonden uit enkele obscene korte verhalen gebaseerd op vunzige seksboekjes die zijn oom Prudent meenam uit een van die verderfelijke boetieks juist over de grens in Nederland.

Naast Flor had alleen Cyriel nog een bijnaam, namelijk "de pomper". Dit kwam omdat Juffrouw Gaelens, die de kleintjes uit het eerste en tweede leerjaar onder haar hoede nam, hem op het toilet betrapt had terwijl hij, met regelmatig pompende bewegingen, zijn rood opgezwollen lid trachtte te bewegen tot een ejaculatie waardoor het opgewonden gevoel dat al sedert hedenmorgen zijn gedachten beheerste, eindelijk zou verdwijnen. Zij ontdekte Cyriels ontuchtige bezigheden terwijl deze in de laatste fase van zijn ruk en trek activiteiten was aangeland. Sommigen beweren dat de aanblik van juffrouw Gaelens de oorzaak was van de voortijdige lozing, doch deze theorie hebben wij altijd als "zeer onwaarschijnlijk" van de hand gewezen. Met de beste wil van de wereld konden wij niets erotisch ontdekken aan deze 64-jarige oude vrijster met haar afgezakte steunkousen, blauwe spataderen en hangborsten die zonder noemenswaardige welvingen aan haar ribbenkast leken te kleven. Hoe het ook zei, kreunend spoot Cyriel zijn ondoorzichtige witte lading in het rond waarbij juffrouw Gaelens niet ontzien werd en een fors deel van de pap over zich uitgestort kreeg.
Zowel de aanblik van het redelijk uit de kluiten gewassen spuitende lid van Cyriel alsmede de klodders sperma die zich in haar zorgvuldig opgebonden haartooi nestelden waren er duidelijk teveel aan voor onze godvruchtige onderwijzeres die jammerend ineenzeeg. De overlevering wil dat Cyriel bedaard opstond van het toilet, zijn rechtervoet triomfantelijk op de borstkas van juffrouw Gaelens plaatste en zijn laatste druppels zaad op haar verwrongen gelaat liet vallen. Dit laatste trokken wij echter direct in twijfel en klasseerden het als grootspraak van "de pomper".

Ons geluk als "oudsten" op school werd eigenlijk slechts door één persoon overschaduwd, Staf Taeymans. Staf was een a-sociale jongen, trok zich van niemand iets aan en was ruw tegen jongere scholieren die hij zonder reden kleineerde en brutaliseerde, steeds buiten het zicht van de leerkrachten en zonder getuigen. Met zijn schijnheilige smoel speelde hij steeds de onschuld als iemand hem weer eens met een beschuldigende vinger aanwees. Mogelijk dat de positie van zijn vader als monopolistische beenhouwer in het dorp hem bij de leerkrachten een bepaalde status van onaantastbaarheid gaf. De druppel die voor ons de emmer deed overlopen was de gebeurtenis met Johantje Van De Broecke. Johantje was een ziekelijke kleine opdonder, zwak begaafd en gedoemd zijn verdere leven te slijten in een sociale werkplaats. Op een dag had Staf tussen het slachtafval een reusachtige lintworm ontdekt. Voorzichtig had hij de worm tussen de berg troep uitgetrokken en hem in zijn pennenzak opgeborgen. Gedurende de middagpauze had hij Johantje, tijdens een onbewaakt moment, in de struiken die het speelplein omzoomden getrokken en hem gedwongen de lintworm in zijn geheel naar binnen te slikken. Kokhalzend was het kereltje hierin geslaagd en onder het boosaardig geschater van Staf het schoolplein terug opgehold. De worm had daarna op een of andere mysterieuze wijze een holte ontdekt in Johantjes lichaam waar hij, onzichtbaar voor de kleine camera's die later op regelmatige tijdstippen via allerlei openingen in zijn kleine lichaam werden ingebracht, kon vertoeven. De eetlust van de kleine dreumes nam inmiddels onwezenlijke proporties aan. Tot overmaat van ramp was slager Taeymans degene die economisch hier nog het meest profijt van had. De gebeurtenis was voor ons groepje kameraden echter de aanleiding voor een strafexpeditie tegen Staf. We zouden hem voor eens en altijd dit soort streken afleren en hem na schooltijd eens goed afkloppen. Hoe anders bleek de realiteit. Nauwelijks onder de indruk van onze numerieke meerderheid sloeg Staf ons met de koppen tegen elkaar, bokste onze darmen tegen onze ruggengraat en teisterde onze ribben met zijn zware leren schoenen. Beschaamd en met bebloede koppen dropen we af, een dure eed zwerend dat we deze ranselpartij niet ongestraft zouden laten. Op dat moment konden wij uiteraard nog niet weten dat de voorzienigheid ons hierbij een flinke helpende hand zou toesteken.

Het fatale ongeluk was zowel voor vader Taeymans als de constructeur van de roestvrij stalen kooiconstructie, waar de 1000 kilo zware blauw witte dikbilstier was geplaatst in afwachting van zijn executie, totaal onbegrijpelijk.
De weerloze stier had, door zijn enorme afmetingen alleen al, nauwelijks bewegingsruimte in de krappe behuizing. Het beest was deze morgen afgeleverd bij de slagerij waar vader Taeymans nog zelf de aangeleverde dieren slachtte. Terwijl Taeymans senior druk doende was met de voorbereidingen voor de verwerking van de enorme vleespartij wist Staf er niets beters op dan het arme dier te folteren door zijn testikels te roosteren met zijn laatste speeltje, een kleine handgasbrander die een venijnige steekvlam ten beste gaf. De pijn moet voor het dier zo ondraaglijk geweest zijn dat hij zijn lichaam naar voren geworpen had waardoor er achteraan een kleine ruimte ontstond die hij benutte door zijn honderden kilo's zware achterlichaam omhoog te werpen en met zijn hoeven achterwaarts uit te halen.
Een van de hoeven trof Staf met volle kracht tegen het voorhoofd en wierp hem zo'n vijf meter achteruit tegen een stapel vleeskuipen die met veel geraas alle kanten opgeslingerd werden. Slager Taeymans en een van z'n knechten troffen hem daar aan, het voorhoofd gespleten en onder het bloed dat zich vermengde met een grijze substantie welke zich uit een barst in z'n schedel wurmde.
In het ziekenhuis had men al snel het hopeloze van de zaak ingezien. Hetgeen nog aan grijze hersenmassa intact was, had men zorgvuldig toegedekt en het voorhoofd met behulp van een metalen plaat weer samengeklonken. Na langdurige revalidatie bleek er voor Staf geen enkele hoop meer op een terugkeer als volwaardig lid in de maatschappij.
Als klasgenoten werden wij na verloop van tijd geacht een bezoek aan onze onfortuinlijke "vriend" te brengen.

Als zodanig werden wij op een frisse Zondagmorgen opgepoetst en vervoerd naar het revalidatiecentrum in Heist op den Berg waar Staf nu al zo'n twee maanden verbleef in afwachting van zijn definitieve verhuizing naar een zorginstelling.
Daar stonden we dan, ikzelf, Walter, George, de "rups" en de "pomper", samen op de stoep voor het indrukwekkende in rode baksteen opgetrokken gebouw. Onder begeleiding van Walter's vader, die ons met zijn stationcar naar hier had gebracht, beklommen we het bordes. Binnengekomen trof me de "steriele" lucht die er hing, waarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van allerhande ontsmettingsmiddelen. Het revalidatiecentrum werd geleid door een congregatie van de zusters Ursulinen, welke in grote aantallen door de gangen van het centrum rondwaarden. Walter's vader meldde ons aan bij de receptie en deelde het doel van ons bezoek mede. De vriendelijke receptioniste belde direct naar de afdeling waar Staf verbleef en wij namen afscheid van Walter's vader die beloofde om vier uur terug te zijn om ons op te halen. Vijf minuten later arriveerde een van de zusters met een rolstoel waarin iemand zat die we met de beste wil van de wereld niet herkenden als Staf Taeymans.

De jongen in de rolstoel zat halfliggend in een verkrampte houding, zijn armen half opgeheven, de handen vanaf de polsen slap naar beneden en de knieën hoog opgetrokken. Zijn ogen waren wijdopen gesperd naar het plafond gericht.
"Hwah, hwah, hwah", was het enige dat hij kon uitbrengen.
De zuster keek ons glimlachend aan.
"Zo jongens, dat is vriendelijk van jullie om je klasgenootje te komen bezoeken". "Een beetje frisse lucht zal hem goed doen, ik stel voor dat jullie een eindje in het park gaan wandelen met hem maar opgepast, op sommige plaatsen kan het fris zijn!"
Zij gaf de rolstoel over aan George die de grootste van ons groepje was. Zonder verpinken greep hij de handvaten en draaide de rolstoel.
"Een uurtje is lang genoeg hoor jongens, dan verwacht ik jullie weer terug", zei de zuster vrolijk.
George duwde de rolstoel met inhoud en ons in zijn kielzog door de automatische draaideur.
Aan de rechterzijde van het bordes was, speciaal voor rolstoelen, een fraaie brede betonnen rijbaan aangebracht. George ging echter naar links en knotste, uit het zicht van het verplegend personeel, met de rolstoel alle treden van het bordes af.
Het "Hwah, hwah, hwah" dat eruit opsteeg had duidelijk een angstige ondertoon. Op de begane grond aangekomen inspecteerden we het karretje. Het linker voorwiel liep wat aan en maakte een jankend geluid. Staf was nu helemaal onderuitgezakt en maakte een ontredderde indruk. Met twee man trokken we hem weer wat omhoog en fatsoeneerden zijn kleding. Walter stampte ondertussen het onwillige linker voorwiel weer zo goed en zo kwaad als het ging in model waardoor het irritante gepiep draaglijk werd. Om beurten duwden we de rolstoel maar dat begon al snel te vervelen. Ook de weersomstandigheden werden er niet aangenamer op. Een gure snijdende koude wind was opgestoken. We wandelden weer terug in de richting van het imposante gebouw en stelden ons op in de luwte van het inspringend gedeelte van een aanbouw. We rolden Staf eensgezind net de hoek om, waar de wind zich met volle kracht van over de weilanden tussen de aanbouw en het aanpalende laboratorium perste. We deinsden zelf terug voor de ijzige koude. Gelukkig had de rolstoel een rem waardoor Staf niet weggeblazen werd maar manmoedig de elementen kon trotseren. De wind joeg onbarmhartig door zijn dunne kleding. Wij zagen zijn mond krampachtige bewegingen maken, maar deze bleven, waarschijnlijk door de ontstellende koude, geluidloos.

George diepte uit zijn binnenzak een pakje groene St. Michel sigaretten op en een blinkende aansteker die hij vorige week gewonnen had op de kermis. Om beurten namen we enkele trekjes van de redelijk zware tabak. Na de derde sigaret zagen we Cyriel wasbleek worden, hij draaide zich om en kotste zijn middagmaal tegen een van de zandstenen pilaren uit. Aandachtig bestudeerden we de maaginhoud van onze vriend. Er werd 's Zondags niet slecht gegeten bij de familie Ongenae. De half verteerde restanten kippenborst dreven tussen hetgeen resteerde van de gebakken aardappelen en de tuinbonen. Alles bij elkaar een treffelijke maaltijd constateerden we onder goedkeurend gemompel. Na, ter afsluiting, nog een vierde sigaret gerookt te hebben besloten we dat het tijd werd om weer terug te gaan naar de vriendelijke non. Met ware doodsverachting waagde George zich om de hoek waar onze vriend nu al zo'n drie kwartier manmoedig de elementen trotseerde. Hij verloste het wiel met een snelle voetbeweging van zijn rem en trok de rolstoel met een geroutineerd gebaar achterwaarts naar zich toe.
De aanblik van Staf deed ons verstijven. Zijn gezicht was lijkbleek, met purperen lippen en een borstkas die in een snel tempo piepend op en neer ging. Om beurten gaven we hem met onze vlakke hand wat lappen op zijn smoel. Na verloop van tijd tintelden onze vingers en vertoonde Staf weer wat kleur. Een dun straaltje bloed liep uit zijn neus, wat door "de rups" met een vertederend gebaar werd weggeveegd. Hierna trok hij met beide handen Stafs kaken van elkaar en boog zijn hoofd achterover waarna hij, met volle overgave, het aanwezige snot in zijn neus optrok en een volwassen rochel in het keelgat spoog die tegen "onze vriend" zijn huig uiteenspatte. Verbouwereerd keken we elkaar aan. Uiteraard konden wij niet achterblijven en deponeerden we om beurten de inhoud van onze voorhoofdsholtes in de roze opening, waarbij Cyriel het presteerde om de nog aanwezige zurige restanten maaginhoud, van kip, tuinbonen en gebakken patatten zonder te morsen, over te hevelen.
Het "Hwah, hwah, hwah", werd nu op een merkwaardig gorgelende manier ten gehore gebracht, wat een stuk aangenamer klonk. Inmiddels had "de pomper" zich voor Staf geposteerd. Met een snelle beweging ontknoopte hij zijn gulp, haalde zijn lid te voorschijn en piste recht in het kruis van de onfortuinlijke slagerszoon. Cyriel was de enige van ons groepje die al eens bier dronk. Bij de Ongenae's was het de gewoonte om 's Zondags bij het middageten "tafelbier" te drinken. Een pilsbier waarvan het alcoholpercentage wat lager lag dan de gebruikelijke biersoorten en daarom door vader Ongenae als volstrekt onschadelijk voor de kinderen werd aangeduid. Cyriel had zich deze middag niet onbetuigd gelaten in het nuttigen van dit gerstenat. De pis van Cyriel stonk, om niet te zeggen, hij stonk vreselijk en schuimde volop bovendien. Kennelijk was de zitting van de rolstoel bestand tegen "doorlekken" van patiënten want de bruingele klaterende waterval vormde een ferme plas tussen de benen van Staf wiens broek inmiddels doorweekt was.
Eensgezind zeulden we Staf nu, over het geijkte pad, naar boven en begaven ons via de draaideur naar binnen. De vriendelijke non stond ons al op te wachten.
"Waar waren jullie jongens", vroeg ze bezorgd. "Hebben jullie al die tijd in de tuin doorgebracht?"
We stelden haar gerust door te zeggen dat we de beschutting van de aanbouw hadden opgezocht. Opgelucht door onze verklaring en de gezonde rode kleur van Staf nam ze de rolstoel van ons over.
"Zuster, wanneer zal onze vriend weer kunnen spreken?", hoorden we Wouter op een zalvende toon vragen.
Sprakeloos door zoveel schijnheiligheid keken we met ingehouden adem naar de zuster.
Ze zuchtte eens diep. "Ik ben bang dat onze lieve Heer daar niet meer voor kan zorgen jongen", sprak ze zacht.
"Hij heeft in z'n broek gepist", merkte "de rups" terloops op.
Verschrikt bracht de non haar handen voor haar gelaat. "Oh nee, is hij al zover?, dan kan hij onmogelijk naar een deftig verzorgingstehuis", sprak ze aangedaan.
"Er zal niets anders opzitten dan hem in Beernem te laten opnemen", verzuchtte ze.
De urinegeur begon zich nu nadrukkelijk te manifesteren en oversteeg zelfs de reuk van de ontsmettingsmiddelen.
"Neem maar even afscheid van jullie vriend", sprak ze zacht terwijl ze Walter's vader door de draaideur zag aankomen. Plichtmatig schudden we om beurten de krampachtige klauw van Staf. Toen George als laatste aan de beurt was hoorde ik duidelijk een licht krakend geluid. Staf bracht hierbij voor de laatste maal een kreunend "Hwah, hwah, hwah", ten gehore.
Twee weken later overleed hij ten gevolge van ernstige complicaties na een verwaarloosde longontsteking en een bijzonder pijnlijke infectie aan de urinewegen.

De dag van zijn overlijden kwam moeder Taeymans nog bij ons thuis om haar dankbaarheid uit te spreken over het bezoek dat wij als vrienden aan Staf gebracht hadden. De zuster had verteld dat hij zoveel levendiger had geleken na ons bezoek, het had hem kennelijk deugd gedaan. Bij het afscheid kuste ze me op de wang.
Uiteraard namen wij een prominente plaats in op zijn begrafenis. Ons clubje stond zelfs samen aan de rand van zijn graf na het neerlaten van zijn kist. Werktuiglijk ontknoopte "de pomper" zijn gulp, alleen een harde trap tegen zijn scheenbeen kon hem ervan weerhouden de kist te besproeien. Het weerhield ons er echter niet van om iedere vrije Woensdagmiddag samen te komen aan het graf van Staf om gezamenlijk over hem te urineren. We hebben dit ongeveer een jaar lang volgehouden, zelfs nadat er een deftige marmeren steen en witte kiezels op zijn graf geplaatst waren. "De pomper" presteerde het zelfs, bij momenten, om met zijn urinestraal het geëmailleerde fotootje van Staf, hetwelk zich bovenaan de grafsteen bevond, onder te pissen.
Zoals gezegd beëindigden we dit ritueel, zonder duidelijk aanwijsbare redenen, na ongeveer een jaar. Het was alsof de afrekening met hem voldaan was en hij niet langer deel uitmaakte van ons gedachtegoed.

De opkomende lentezon weerspiegelde in de keurig geboende etalageruit van de slagerij.
Mijn hand omsloot de vertrouwde zware koperen deurklink en welgemoed stapte ik naar binnen.



 

feedback van andere lezers

  • miepe
    je naam op zich "lappes" is al een uitnodigingskaart voor een blik op je daden

    ik zwem in een plas leuke humor. Ik vind de stijl ook op z'n minst ook een wijze.

    misschien ligt het aan de lengte van het aanbod vandaag, maar het is wel een heel offensief aan (nieuwe) indrukken.

    er zit veel in!
    lappes: Dank voor uw vriendelijke welkomstwoorden. Hoop u nog vele malen aangenaam te mogen verrassen...
  • henny
    je weet wat ik van dit verhaal vind. Graag opnieuw gelezen.
    lappes: Heeee, leuk je hier te ontmoeten Hen. Censuur is hier wat milder merk ik. Groeten, Laps
  • jan
    beestachtig goed verhaal lappes!

    grtzz
    lappes: Bedankt voor je leuke reactie Jan!
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .