writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Strand

door lappes

De intense kleur van de gordijnen op onze slaapkamer verried dat het een zonnige ochtend was. Mijn jongere broer Otto en ikzelf haastten ons uit bed. Het was zondag. De kans bestond dat we geluk hadden! Om niet geheel onvoorbereid te zijn deden we onze zwembroeken al aan, onder onze korte broek en rolden we onze onderbroekjes in een badlaken. We plaatsten deze strategisch bovenaan de trap. Vader was al op de fiets om verse broodjes gereden naar de bakkerij, die zich vlak over de grens met België bevond en niet gehinderd werd door de zondagsluitingswet. Verse sandwiches met gehakt, geurende koffie en op de achtergrond de Blue Diamonds, die met "Ramona" voor de vierenzestigste week op nummer één van de hitparade stonden. Een beter begin van de Zondag konden wij ons niet voorstellen. Toch bleef er dat knagende verlangen waardoor wij om beurten vertwijfelde blikken naar de telefoon wierpen. Indien het "geluk" zich zou voordoen, dan zou het omstreeks dit moment moeten zijn. Vijf minuten later rinkelde de telefoon. Zoals gehoopt was het oom Hubert. Oom Hubert was de broer van moeder, hij was getrouwd met tante Agnes, samen hadden ze één zoon, Wim. Wim was één jaar ouder dan ik en een leuke knul. We zagen elkaar niet zoveel. Wim zat op de Katholieke school en ik op de Openbare, daarnaast woonde hij aan het andere eind van het dorp en had daar zijn eigen vriendenkring. Af en toe gingen we met moeder mee op familiebezoek bij Oom Hubert. We trokken dan met Wim naar zijn speelkamer. Een kraaknette, keurig opgeruimde kamer. Wim was in het bezit van een collectie Dinky Toys waar menig gerenommeerde speelgoedzaak jaloers op zou zijn. Zijn collectie behelsde niet zozeer het obligate jeepje of het vrachtwagentje met de betonmolen, waarbij je met een eenvoudige beweging de betonmolen naar boven kon laten bewegen om zijn denkbeeldige lading uit te storten. Nee, zijn verzameling bestond uit: hijskranen, diepladers, brandweerwagens, pletwalsen, landbouwmachines, enfin, simpelweg de "crème de la crème" uit de miniatuur autowereld. Al deze solide voertuigen stonden netjes verpakt en gerangschikt in hun oorspronkelijke verpakking in een wandrek. Bij uitzondering mocht Wim, in aanwezigheid van tante Agnes, enkele van de voertuigen uit hun beschermende behuizing halen en aan ons laten zien. Één enkele maal reed hij zelfs met de brandweerwagen zo'n dertig centimeter over de aanwezige salontafel en kreeg hij toestemming om de ladder in zijn geheel uit te schuiven. Wij bezagen het tafereel met een mengeling van afgunst en medelijden.
Wij wisten echter dat Oom Hubert omstreeks dit tijdstip niet belde om bij hem op visite te komen. Nee, oom Hubert maakte er in de zomermaanden een gewoonte van om 's Zondags met de auto naar het strand te rijden voor een ontspannen verblijf. Omdat Wim maar alleen was en wij bleekneusjes niet vaak de kans kregen de zilte zeelucht op te snuiven omdat onze ouders niet in het bezit van een auto waren, werden wij soms uitgenodigd hen te vergezellen. Uiteraard was dit voor ons een welkome afwisseling van de wat saaie Zondagroutine. Uit onze stralende gezichten, bij het aanhoren van het telefoongesprek, kon moeder al opmaken dat wij zeker zin hadden om ons richting kust te begeven. Voor de vorm legde zij echter de hoorn even neer en vroeg ons plechtig of wij er wat voor voelden om met Oom Hubert en zijn gevolg naar zee te gaan. Met onmiskenbaar enthousiasme antwoordden mijn broer en ik volmondig ja, terwijl we de restanten van de laatste sandwich uit onze mondhoeken wreven. Ze zouden over een kwartier bij ons voor de deur staan.

Mede door onze gedegen voorbereiding stonden wij al na vijf minuten voor het raam van de voorkamer op de uitkijk. Net toen de vertwijfeling begon toe te slaan parkeerde oom Hubert zijn "Renault vier" bij ons voor de deur. Het was een nog relatief nieuwe wagen in een kleur oranje die zó uitbundig was dat de garagehouder zich genoodzaakt had gezien om hem met een fikse korting in de aanbieding te doen. Oom Hubert had zonder veel nadenken toegehapt, niet in het minst gehinderd door het feit dat hij reeds vanaf de geboorte kleurenblind was. Zonder al te veel verdere plichtplegingen schoven wij op de achterbank naast neef Wim, die ons opgewekt begroette. Moeder onderhield zich even met Oom Hubert en tante Agnes waarbij ze hen onze gesmeerde broodjes en een fles limonade overhandigde die gezwind in de beperkte kofferruimte werden gelegd, naast Wim's schepje, enkele emmertjes en de altijd aanwezige plastic bal, wit met zwarte opdruk in een patroon dat deed denken aan de door de F.I.F.A. goedgekeurde exemplaren. Oom Hubert stapte als laatste weer in en het avontuur kon een aanvang nemen.

Oom Hubert gebruikte zijn wagen eigenlijk uitsluitend 's Zondags om zich te verplaatsen. Hij was één van de plaatselijke bakkers en daardoor zes dagen van de week aan de bakkerij gekluisterd. Deze beperkte bewegingsvrijheid weerhield hem er niet van om, op het gebied van stuurmanskunst en naleving van de verkeersregels, zo ongeveer het summum te bereiken van hetgeen door een mens gepresteerd kon worden…althans die indruk gaf hij ons. Hij had het niet makkelijk, oom Hubert. Het overgrote deel van de medeweggebruikers bleek, naar zijn stellige overtuiging, te bestaan uit de meest sukkelachtige personen waarvan een weldenkend mens zich moest afvragen hoe die in 's hemelsnaam toch wel aan hun rijbewijs waren gekomen. De zwaarste categorie delinquenten die wij onderweg tegenkwamen werd door hem gebrandmerkt als "potschijters". De "potschijter" was bijvoorbeeld een chauffeur die hem wild claxonnerend inhaalde of een desperado die zonder het gebruik van de daarvoor aanwezige verlichtingsornamenten opeens rechts of links afsloeg. Onze gekwelde oom foeterde en sputterde met een heftigheid en een bezieling waarbij hij overvloedig mondvocht produceerde. Een deel daarvan ontsnapte hem ongewild gedurende zijn tirade. In stilte vroegen wij ons soms af waarom de ruitenwissers bij oom Hubert niet aan de binnenzijde van de voorruit geplaatst waren, waar ze, volgens onze bescheiden mening, veel effectiever zouden zijn. Tante Agnes maande hem voortdurend tot kalmte wat enige spanning in het voertuig veroorzaakte. De spanning werd nog verhoogd als oom Hubert een kruispunt bereikte. Hij had wat moeite om de situatie in zijn geheel te overzien en deed hiervoor een beroep op tante Agnes. Deze gaf keer op keer blijk over een totaal verschillende perceptie qua afstand en doorrijdmogelijkheid te beschikken dan die van oom Hubert. Niet zelden gebeurde het dat, door de wat onbeholpen motoriek van oom Hubert en de tegenstrijdigheid in de instructies zijdens tante Agnes, de motor midden op het kruispunt afsloeg. Op zo'n moment krompen mijn jongere broer en ik ineen en klemden wij onze knuisten rond de metalen stangen van de passagiersstoel. Het gebrul en getier van oom Hubert bereikte nu een aantal decibellen dat zelfs de meest fervente gehoorgestoorde op zo'n slordige honderd meter afstand zou doen opveren. In een wanhopige reddingsoperatie startte hij de wagen opnieuw en maakte zich spoorslags uit de voeten. De overige weggebruikers waren inmiddels, gewaarschuwd door de fel oranje kleur, op enige afstand tot stilstand gekomen en bekeken geamuseerd de druk gesticulerende man. Opgelucht losten wij onze greep op het koude metaal. Neef Wim zat zacht neuriënd voor zich uit te staren en liet berustend alle commotie aan hem voorbijgaan. Uiteindelijk bereikten wij de duinen. Traditioneel waren de beste parkeerplaatsen reeds bezet door onafzienbare rijen "potschijters". Ook deze zondag waren ze weer in groten getale aanwezig. Het was één en al "potschijter" wat zich vandaag aan de kust bevond. Na enig zoek- en speurwerk vonden wij echter toch nog een plekje aan de rand van een door de gemeente aangelegd parkeerterrein. Opgetogen gingen we op weg, richting zee. Die machtige grote plas water waar je zo heerlijk over kon fantaseren, met zijn monotoon geruis van opkrullende en uiteenspattende golven. Zijn wonderlijk gevormde schelpen en fossiele haaientanden die door ons als sierraden gekoesterd werden. Graag sleepten wij alles over de duinovergang, koelbox, schep en emmertjes, de bal, als willige lastdieren namen Wim, Otto en ikzelf alles voor onze rekening om oom Hubert toch maar zoveel mogelijk te ontlasten na zijn haast bovenmenselijke inspanning.

Eenmaal de duinen afgedaald zochten we een plekje temidden van de andere fortuinlijken die deze dag niets anders te doen hadden dan zich te laten koesteren door het weldadige zonlicht en verkoeling te zoeken in het heilzame zeewater. Nadat we onze kleding afgelegd hadden nam tante Agnes de vertrouwde pot Nivea ter hand en bedekte onze lichamen met een laag waar met de beste wil ter wereld geen UV straaltje meer door zou geraken. We bleven nog even staan om het witte beschermingsmiddel "in te laten trekken". Otto en ik wierpen steelse blikken naar elkaar omdat wij wisten wat er komen ging. Tante Agnes ontkleedde zich niet. Zover wij ons kunnen herinneren heeft zij zich nooit in badpak, laat staan bikini, in het openbaar vertoond. Zij nam plaats op de badhanddoek in een zomerse jurk en had geen behoefte om haar lichaam in uitgebreidere zin aan de zon dan wel aan de blikken van de overige strandbezoekers bloot te stellen. Oom Hubert daarentegen ontdeed zich met verve van zijn overhemd en short en stapte blijmoedig in zijn zwembroek rond. Ik herinner mij nog levendig de eerste keer dat wij dit mochten meemaken. Nog voel ik het bevende lichaampje van Otto, dat zich achter mij trachtte te verschuilen, terwijl ikzelf ternauwernood nog zuurstof binnen kon krijgen.

Het lichaam van oom Hubert was namelijk behaard. Niet "gewoon behaard", in de zin zoals u en ik dat van elkaar gewend zijn. Nee, oom Hubert was "overvloedig behaard". Over héél zijn lichaam, zelfs op plaatsen waar wij met geen mogelijkheid "haar" zouden vermoeden. Het meest afschrikwekkend was waarschijnlijk nog zijn rug. Grote bossen gitzwart haar verdrongen en vervlochten zich met elkaar vanaf de schouderpartij tot aan de bovenrand van zijn zwembroek en waarschijnlijk zelfs daaronder ook nog. Mocht er zich op het strand ook maar één bergruggorilla bevonden hebben dan zou deze, in totale onderwerping, zijn achterwerk aan oom Hubert aangeboden hebben. Het verschijnsel had wel zo zijn voordelen. Opeens leek het alsof wij meer ruimte rondom ons kregen. Handdoeken werden opgepakt en wat verder weer uitgerold. Windschermen werden zo'n vijftal meter verplaatst en lastige kleine kinderen verdwenen als bij toverslag uit ons gezichtsveld. Af en toe stak er een hoofd boven één van de windschermen uit om aan de anderen verslag uit te brengen. Pas later ontdekten wij dat een dergelijke beharing niet zo ongewoon was als wij eerst veronderstelden. Wij leerden meer mensen kennen die grote gelijkenis vertoonden met oom Hubert. Zij stonden afgebeeld op een schoolplaat welke aan de wand hing in klas zes. De afgebeelde familie heette "Neanderthaler". We waren verheugd te constateren dat de beharing geen gevolg was van een enge ziekte maar gewoon bij sommige families voorkwam. De eerlijkheid gebiedt mij tevens te zeggen dat wij opgelucht waren dat mijn moeder, die toch een volbloed zuster was van oom Hubert, aanmerkelijk minder rijkelijk bedeeld was op dit gebied. Weer veel later, toen wij ingewijd werden in de theorieën van Darwin, kwamen wij tot de conclusie dat onze veronderstelling dat oom Hubert een Neanderthaler was, geen stand kon houden. Nee, oom Hubert was in de theorie van Darwin onmiskenbaar de "missing link". Een bijnaam die Otto en ik later steevast zouden gebruiken bij het ophalen van herinneringen uit deze tijd. Somtijds gebeurde het dat een puisterige knaap, op veilige afstand, chimpanseeachtige bewegingen maakte en oeh-oeh-oeh klanken uitstootte. De misnoegde blik van oom Hubert was meestal voldoende om hem weer terug achter zijn windscherm te jagen.

Na een korte verkenningstocht keerden wij gedrieën terug naar de basis om ons te goed te doen aan de meegebrachte etenswaren. Tante Agnes deelde de broodjes uit. In zijn gulzigheid liet Otto een van de belegde broodjes in het zand vallen. Vliegensvlug raapte hij het weer op maar het kwaad was natuurlijk reeds geschied. Een fikse hoeveelheid zand had zich aan het beboterde gedeelte gehecht. Voorzichtig trachtte hij het zand weg te wrijven, een achtergebleven klodder Nivea vermengde zich met het zand en de boter. Manmoedig beet Otto van zijn broodje. Ik hoorde het zand tussen zijn tanden knarsen. Het broodje teruggeven aan tante Agnes was geen optie. Brood was iets sacraals voor oom Hubert, iemand die het onheus bejegende kon op zijn gramschap rekenen. Halverwege de verorbering van de bezoedelde sandwich zag ik dat de ogen van mijn broer zich met tranen vulden. Vliegensvlug griste ik het restant uit zijn handen en verwisselde het met mijn eigen aangevreten exemplaar. Solidair propte ik het restant van Otto's sandwich in één keer achter mijn kiezen. Otto lachte, het zand was inmiddels opgerukt tot voorbij zijn hoektanden. We keken elkaar aan en… barstten in lachen uit. De tranen liepen ons over de wangen. Oom Hubert sloeg het hele tafereel met een licht wantrouwen gade. Wij spoelden onze mond weer schoon met een flinke slok Exota limonade die al de in onze monden aanwezige zandkorrels verplaatste naar onze magen.

Het ultieme moment van de dag brak meestal zo rond drie uur aan. Oom Hubert begaf zich richting branding. Wij volgden in zijn kielzog. De sensatie van de wijkende mensenmassa bij zijn tocht over het strand naar de zee heb ik later nog eens mogen ervaren toen ik in de bioscoop Moses, in een Hollywood verfilming van het Bijbelverhaal, de Rode zee zag splijten! Oom Hubert liep in een zelfbewuste tred naar het water, de armen zijwaarts afhangend op enige afstand van zijn torso, alsof zijn oksels geplaagd werden door de meest afschuwelijke zweren. De mensenmenigte op het strand week instinctief uiteen. Zandkastelen werden opeens verlaten en konden door ons probleemloos geannexeerd worden. Wij genoten immers de protectie van de meest gevreesde badgast op dat moment.
Zolang hij onder water bleef leek oom Hubert een normale zwemmer. Wij verloren hem echter nimmer uit 't oog. Zijn kapsel was als gebeeldhouwd uit Carrara marmer, scheiding in 't midden en daarna liepen zijn haren in kleine golfjes over zijn hoofd, ruim voorzien van een fikse laag brillantine die ervoor zorgde dat zelfs bij windkracht twaalf zijn haar geen millimeter bewoog. Zijn verschijning werd pas weer onrustwekkend als hij uit de golven oprees. De strengen haar lagen in wanorde tegen zijn lichaam geplakt. Oom Hubert schudde zijn lichaam om zich van het overtollige water te ontdoen op exact dezelfde wijze waarop de immer loopse poedel van buurman Blok het water van zich afschudde na het hanteren van de tuinslang om een al te opdringerige loslopende bezoeker van haar af te spuiten. De terugtocht naar tante Agnes voltrok zich over een zo mogelijk nog breder ongerept stuk strand. De aanblik van deze druipende haarbal was dan ook voor velen te angstaanjagend om op korte afstand te kunnen verdragen.

Zo rond vijf uur zagen wij aan de driftige armgebaren van oom Hubert dat het tijdstip van vertrek aangebroken was en dienden wij ons voetbalspel te onderbreken. Wij haastten ons richting tante Agnes die ons voorzag van de nodige kledingstukken om ons weer toonbaar te maken. Ook oom Hubert werd weer mens onder de mensen. Zoals te verwachten was de terugweg een echte lijdensweg. Ons ontzag voor oom Hubert nam haast buitenaardse proporties aan als wij merkten hoe hij, met gevaar voor eigen leven, er werkelijk alles aan deed om ons weer heelhuids thuis af te leveren. Gekweld door al die horden onoplettende Zondagsrijders die zich kennelijk van de door oom Hubert toegebrulde, uiterst plausibele raadgevingen, geen zier leken aan te trekken! Na thuiskomst werden wij eerst onder de douche geplaatst, langzaam vermengde zich de Castella zeep met de laag Nivea welke zich moeizaam liet verwijderen van onze lichaampjes. Licht roodverbrand op de schouders en in het aangezicht schoven Otto en ik aan tafel. De heerlijke geur van versgebakken frieten had ons onder de douche al bereikt. Voorzichtig pakte Otto het zoutvat en schudde een kleine hoeveelheid over zijn friet.
"Gelukkig is het geen zand," zei hij met een glimlach, waarna we beiden in een bulderende lach schoten!




 

feedback van andere lezers

  • miepe
    een beetje lang voor publicatie in-één-stuk
    maar het deel over de behaarde oom Hubert heeft me toch geamuseerd. Vraag me niet waarom, of toch wel. Het antwoord is privé (gggg!) -ach wat doe ik weer vervelend-

    nu, ik vind de stijl een beetje te beleefd, soms. Maar daardoor heeft het iets kostelijks. ja, je doet het misschien wel met opzet

    dan is dat heel erg geslaagd
    lappes: Vertelstijl is inderdaad met opzet beleefd kinderlijk, dus...heel erg geslaagd?
  • tessy
    Voor mij heel erg geslaagd, leuk verhaal heb ervan genoten.
    Ik zat als het ware mee op het strand.
    lappes: Bedank Tes!
  • henny
    Prachtig verhaal en ik ben blij dat ik het nog eens kon lezen.
    lappes: Bedankt Hen! Leuk weer wat van je te horen.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .