writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Junkies, treinen en andere rottigheid (26)

door jack

Ik zag mezelf wegspurten, terug naar de treinsporen om de eerstvolgende trein weg van hier te nemen en het kostte al mijn zelfbeheersing om er niet aan toe te geven. Nu ik zo ver was gekomen zou ik doorzetten.
En tot mijn verbazing wekte mijn bijna-vluchtgedrag een aangename tegenreactie op want ik voelde Junkie aan me trekken, blij dat ik hem eens opzocht in zijn thuisstad. Die eeuwige brede kikkergrijns onveranderd, alsof hij nooit de binnenkant van een doodskist had gezien. De vele dagen en nachten dat ik bewegingsloos, bijna levenloos, in bed had gelegen, wensend dat ik bij hem kon liggen, in het veilige donker van ons houten omhulsel, diep onder de grond, ongestoord, nooit gebeurd. Net zoals vroeger troonde hij me aan de arm, met lichte dwang doch grote charme, zijn wereld binnen. Zo voelde het, althans. Hij mocht dan wel dood zijn, maar ik hoefde het daar niet bij te laten. Ik hoefde me niet te conformeren aan de geplogenheden van de weldenkendheid. Niemand wist met zekerheid wat sterven precies inhield dus hoefde ik er geen rekening mee te houden. En zo dacht hij er ook over, zoveel was duidelijk. Als er iemand met veel plezier zijn gat veegde aan de algemeen aanvaarde regels der beschaving, was hij het wel. Ergens hadden we een achterpoortje gevonden en de dood om de tuin geleid. En dat is nog mooi uitgedrukt want eigenlijk hadden we volmondig geweigerd. Hij bleef aanwezig, soms een zachte achtergrondruis en soms wild om zich heen schoppend. Mijn enige zekerheid.

Vandaag was hij bijna tastbaar. Bijna haakte ik uit gewoonte mijn arm door de zijne. Meer dan een decennium geleden was het, dat hij stierf, maar nog steeds speelde hij met mijn voeten als geen ander. Nog steeds liep ik er keer op keer domweg in. Het enige dat ontbrak was zijn fysieke omhulsel. Dat laatste puzzelstuk zou ik bij gelegenheid wel eens gaan terughalen. Zo gauw ik had uitgedokterd op welke wijze ik zo'n geraamte in elkaar zou kunnen zetten, want een hoopje beenderen is maar een hoopje beenderen. Zijn lichaam moest weer als zodanig herkenbaar worden, zodat ik hem op een stoel zou kunnen zetten. Of zijn arm om me heenleggen bij het slapengaan. Hem op het eind van de dag zacht neerleggen op ons bed en een kus op zijn voorhoofd drukken. En op de knookjes van zijn hand.
Ik zou vast gaatjes moeten boren en ze aan elkaar rijgen. Welk een geurig stof zou er vrijkomen bij dat boren. Kostbaar wit poeder, ongetwijfeld erg hallucinogeen. Het zou kalkachtig ruiken, logischerwijs. Een beetje chemisch ziekenhuisachtig door de verhitting, veroorzaakt door de wrijving van de snelle rotatie van de boornaald. Misschien zou het in dat opzicht gelijkenis vertonen met de geur die vrijkomt wanneer de tandarts een tand te lijf gaat met zo'n zoemend onding, maar dan zonder de natte rotte ondertoon. Indien mogelijk, zou ik het moeten opvangen en toevoegen aan de restanten van zijn afscheidsbrief, die zich eveneens in poedervorm in een geel surprise-eitje in mijn pennenzak bevonden. De noodzaak liet zich gevoelen, op zoek te gaan naar een groter receptakel. Het zou in elk geval iets speciaals moeten zijn, iets met betekenis.

Daar stond ik dus, nog steeds. Ik bekeek de buitenwereld als een dier in de zoo en begon me te storen aan het glas dat me ervan scheidde. Nieuwsgierigheid won het zo langzamerhand van tegenzin. Alweer moest ik mezelf met veel moeite in beweging zetten, maar eens vertrokken ging het als vanzelf. Toch bleef het sterke gevoel van onwerkelijkheid pertinent aanwezig. Mijn voeten leken weg te zinken in de vloertegels, zoals ze vast hadden lijken te smelten aan het vinyl van de ziekenhuisvloer toen ik naar Junkies dode lichaam werd geleid. Al mijn zintuigen wijd opengesperd om elk teken van verandering ogenblikkelijk op te vangen.
Via een lift was ik neergedaald in de ziekenhuis-onderwereld, die er onverwacht gewoon uitzag. Dezelfde lichtgele muren en witte deuren als boven. Aan de lange gang leek geen einde te komen omdat ik zo snel mogelijk ter plekke wou zijn om met eigen ogen te zien wat men mij het laatste uur herhaaldelijk had verteld. Ondanks het feit dat ik haarscherp aanvoelde dat het waar was, bleef ik hopen achter één van deze deuren te ontdekken dat er een vergissing was gebeurd.
Het vergde al mijn wilskracht om die klootzak van een dokter niet toe te schreeuwen dat hij een trap voor zijn kont kon krijgen als hij niet wat zou opschieten. Maar zo gauw de man uiteindelijk vertraagde en stilhield bij een deur werd ik onverhoeds overvallen door een hevige vluchtdrang. Ik besefte dat dit de laatste momenten waren van mijn leven voor zijn dood een onomstotelijk feit zou zijn. Toen al waren mijn hersenen druk in de weer hier een uitweg voor te bedenken.

Tot mijn grote opluchting bleek dat we niet voor een deur maar alweer een lift stonden en dat ik dus nog even respijt kreeg. Deze lift verschilde wel degelijk van de andere liften die ik had gezien in dit gebouw. Het hele interieur was van roestvrij staal of iets dat erop geleek. Een roestvrijstalen vuist nestelde zich om mijn ingewanden en kneep ze fijn. "Gaat het, juffrouw?", vroeg de witjas die naast me stond. Slim van die man, want domme vragen wekten als geen ander een blinde woede in mij op, waardoor ik me van de weeromstuit weer alert en fysiek gezond voelde. De zegeningen van adrenaline, het is me wat. Maar ook dat was van korte duur want veel sneller dan ik had verwacht, hield de lift stil en drong de realiteit zich weer aan me op. Met al mijn wilskracht trachtte ik het moment uit te stellen dat ik de zware schuifdeur zou zien en horen opengaan. Als ik hard genoeg probeerde, kon ik het misschien wel tegenhouden. In dat geval zou ik in een ongemakkelijk kleine ruimte vastzitten met een dokter die mijn levensgezel had laten sterven, wat ook geen prettig vooruitzicht was. Met een beetje geluk zou ook het licht het laten afweten en kon ik doen alsof ik thuis in mijn bed lag en zou ik misschien zelfs, in het allerbeste geval, nooit meer wakker worden.

 

feedback van andere lezers

  • tessy
    Ja ik ben er nog, ik lees nog steeds .
    jack: :-)
  • miepe
    ik kruip graag in dat hoofd van je
    is altijd een pretje, omdat ik er voeling vind

    meer kan ik niet zeggen. gelukkig maar
    jack: Bij het nalezen van dit stuk begon het gevoel me te bekruipen dat ik in herhaling val... Ik ga dit verhaal dringend eens als geheel onder de loep moeten nemen.

    Blij dat je er nog bent, Miepsie!
  • KapiteinSeBBos
    shit, ik zit op het verkeerd perron!

    dikke knuffels,
    xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
    jack: RENNEN!
  • Mistaker
    Niks herhaling!

    O ja: wakker worden (spatie vergeten)

    Groet,
    Greta
    jack: Het komt op jou niet over als herhaling? En jij kan het weten want jij gaat al van bij het begin mee hier :) da's een hele opluchting.
    Bedankt voor de tip, pas het meteen aan.
  • henny
    Beetje bizar, dat stukje over het in elkaar zetten van het geraamte, maar het past zeer zeker in het verhaal.
    jack: Het is een beetje de kern van het verhaal. Is ook niet de eerste keer dat ik het vernoem. Maar ik kan best geloven dat het een beetje bizar klinkt ja ;-)
    Dank voor het lezen, Henny!
  • Mephistopheles
    Die zin over hoe je die dokter een trap onder zijn kont zou willen verkopen als hij niet opschiet zegt veel over de wanhoop en woede die op een dergelijk moment door je heen stromen.
    Goed stuk,
    Gr.
    jack: Wanhoop is idd het juiste woord. Een zeer intense en stresserende vorm ervan.
  • koyaanisqatsi
    Weer een sterk (ontroerend) stukje...

    jack: Danku!
  • manono
    Ontroerend in elk geval. Hoe dat je die momenten beschrijft net voor...
    jack: Was moeilijk om schrijven, doch ging tegelijk heel vlot. Het donderde eruit :-)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .