writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Daad en Verraad

door darkrainop

Hier kun je mijn eerste drie hoofdstukken van mijn boek lezen.



1.De ontdekking

'Ik heb er genoeg van me altijd te moeten verstoppen voor die barbaarse Engelsen!' verkondigde Charles woedend bij zichzelf. 'Ik zou eens een vaste schuilplaats moeten verzorgen, zodat de Engelsen me nooit meer vinden, want hier kan ik niet blijven rondzwerven. Maar dat gaat misschien wel màànden of wel jàren duren!' Charles ging tegen een verouderde wilg zitten en bond de teugels aan een dikke tak.
Daar zat hij, zonder te weten wat te doen, of toch... 'Ik weet het! Ik kan naar de Franse koning Berthold gaan en proberen te onderhandelen om onderdak en bescherming te krijgen in ruil dat ik bij hem in dienst treed. Ik ben misschien wel in Engeland geboren, maar mijn vader is Frans en heeft tenslotte een Franse burcht op Frans grondgebied. En de Fransen zijn tenslotte ook in strijd met Engeland.'

Intussen was het donker geworden, het was ook afgekoeld. Charles besloot om vroeg te gaan slapen, maar eerst stak hij nog een klein vuurtje aan met wat takjes die hij van de grond graaide. Daarna ging hij naar z'n paard Raphaël, bedekte het met een groot zwart deken waarop twee witte zwaarden in een gele cirkel waren genaaid - dat was zijn wapenschild - en fluisterde in het oor van z'n paard: 'Wat zouden we toch zijn zonder elkaar, hé?' Hij klopte eens op de buik van Raphaël, en het paard hinnikte.

Hij bleef even bij het paard staan tot hij geritsel hoorde in het struikgewas één of twee meter van hem vandaan. Raphaël begon onrustig te worden. 'Rustig maar, kalm', suste Charles. Hij trok zijn zwaard, hield het uitgestrekt voor zich en stapte op de struiken toe. Hij hoorde nog altijd geritsel, maar het verzwakte. Toen Charles zijn hoofd over de struiken boog, was er op een paar eekhoorntjes na noch dier noch mens te bespeuren. Toch hoorde Charles in de verte nog een dof gehinnik.
Hij keerde terug naar Raphaël om het dier te bedaren. 'Rustig maar, ze zijn weg. Rustig,buiten ons, is er niemand meer in de buurt.'
Inmiddels was het kleine vuurtje bijna uitgedoofd, dus Charles graaide wat zand van de grond, strooide dat over het smeulende vuurtje en stampte er nog wat op totdat de resterende vlammetjes volledig gedoofd waren. Uiteindelijk keerde hij terug naar de oude wilg, liet zich languit op de grond vallen en staarde naar de sterren aan de hemel.
Charles dacht na hoe het nu met zijn vader zou zijn en of hij vandaag gevochten zou hebben. 'Hoe oud zou hij inmiddels zijn, want het is al een tijdje geleden dat ik hem gezien heb. Ik schat hem zo'n 35 jaar', dacht Charles bij zichzelf. Het duurde nog even voor hij in slaap viel, maar uiteindelijk dommelde hij rustig in.
De volgende ochtend toen Charles ontwaakte ging hij hurkend zitten en haalde het laatste stukje brood van tussen enkele laurierbladeren uit een stoffen zak, veel was het niet. Hij nam een slokje water uit een lederen waterzak en staarde even naar de heldere lichtblauwe lucht. 'Het is een fijne ochtend om door het bos te draven, maar de dag gaat er nog beter op worden als ik m'n vader ga weerzien, Raphaël. Hé, Raphaël, hij is weg!' Charles was ongerust geworden maar op dat moment hoorde hij gehinnik en geslurp. Raphaël stond gewoon aan het kleine stroompje achter het struikgewas van de vorige avond water te drinken - het leek meer op slurpen dan op wat anders - maar hij stond daar zo gewoon in z'n eentje te drinken.
Charles stapte voorzichtig naar Raphaël en streelde de spierwitte manen van het paard en fluisterde: 'Het spijt me dat ik jou vergeten ben, want ik was alleen bezig met mezelf, maar het is zo'n mooie ochtend: nog een beetje fris, maar de zon schijnt fel. Kom nou, vergeef me', Raphaël stopte met drinken en boog zijn hoofd naar Charles, wreef met z'n neus in Charles' gezicht en die moest lachen. 'Ik ga hier even de omgeving verkennen in de hoop wat haver voor jou te vinden. En als je dat verorberd hebt, kunnen we vertrekken naar de koning, maar natuurlijk éérst naar mijn vader'. Charles haalde z'n dolk van tussen zijn leren riem en hakte ermee de takken af die zijn weg versperden en speurde naar haver voor zijn dierbaarste bezit: Raphaël, onderweg kwam hij ook nog enkele struiken tegen met bessen, die hij plukte voor zijn proviand wat te vullen.
Na vele verwondingen van dorens, vond hij uiteindelijk toch een paar groene havertakken. Hij snelde ermee naar Raphaël en hield ze voor zijn mond. Het paard snoof er eerst eens aan voor hij de groene takken begon op te eten. Een paar minuten later toen de haver op was, maakte Charles Raphaël gereed om te vertrekken, hij hing de zak op zijn rug, en hees zichzelf in het zadel. Charles gaf Raphaël de sporen, trok aan de stijgbeugels en riep euforisch: 'Op naar mijn vader!' Raphaël steigerde en betrad het 'Sabelwoud'.
Charles was al in zijn gedachten bij zijn vader: 'Oh, wat zal ik blij zijn als ik weer bij mijn vader ben', maar zijn dromen werden door een harde schok verstoord. Raphaël was alsmaar sneller gegaan, hij stoof nu echt over de smalle bospaden met als gevolg dat Charles de manen van het paard vast moest grijpen. De omgeving werd alsmaar woester, en de paden werden smaller, zodat Raphaël het moeilijk kreeg om op het pad te blijven.

Opeens kwamen twee ruiters hen achterna gereden. Charles gaf Raphaël nog meer de sporen zodat het paard er nu echt vandoor ging. Het had precies gesneeuwd, zo snel ging de witte hengst ervandoor. 'Halt! In naam van de Engelse koning zijn wij genoodzaakt jou aan te houden, als je nu stopt doen we je niets, maar dan moet je wel met ons meekomen, zoniet, zullen we je met geweld moeten meenemen, aan u de keuze', één van de ruiters had intussen zijn zwaard gehesen en strekte het voor zich uit. 'Als je het nu nog niet weet: de Dupoints laten zich niet vangen, wij zijn geen vissen, zeker Ludwig en Charles niet!' Charles begon uitdagend te worden en verkneukelde zich stiekem. 'Ha, die Ludwig, heeft altijd al tegenstand geboden tegen ons, maar ja… Boontje komt om zijn loontje zeker, hé?' 'Hoe bedoel je!?' Charles begreep was even niet meer mee en hield even halt, maar bleef stevig in het zadel zitten. 'Toen we gisteren Ludwig Dupoint - je vader dus - gingen aanvallen, merkten we dat de burcht al was verwoest.'
Toen Charles dat hoorde nam hij de teugels stevig beet en gaf er een harde ruk aan zodat opnieuw er hoefgetrappel weerklonk door het wilde en ver uitgestrekte Sabelwoud. Hoe verder Raphaël reed, hoe meer de bomen zich van elkaar verspreiden. Charles kreeg het gevoel dat het niet lang meer ging duren voordat het woud aan haar einde ging verstrijken. Het landschap veranderde van het bos naar een grote goudgele zanderige vlakte, precies een woestijn. Langzamerhand reden ze onder de blote hemel. Het was al middag, want de zon stond op haar hoogste punt.
Charles kreeg het benauwd, dus leidde hij Raphaël tot onder een grote eik die veel schaduw bood. Charles liet zich uit het zadel glijden, nam de stoffen zak van z'n rug en graaide de waterzak, wortels en haver voor Raphaël, een klein stukje brood en nog wat bessen - die hij vanmorgen in het woud had geplukt - die hij voor de zekerheid voor zich als proviand voor onderweg had meegenomen.
Even later toen ze beiden uitgerust waren, vertrokken ze weer en Charles fluisterde bemoedigend in Raphaëls oor: 'Komaan Raphaël, je kunt het best, hoor. Het is slechts nog een klein eindje naar mijn vader. Ik wil écht weten of het waar is wat die Engelse soldaten me vanmiddag vertelden. Dus, doe je best alsjeblieft, oké?' Raphaël knikte en maakte een hinnikend geluidje.

Na enkele kilometers gereden te hebben, veranderde het landschap geleidelijk aan, maar nu was het een bos; Het bos werd het 'doolhof' genoemd omdat al vele soldaten en reizigers het bos betraden, maar er was niemand die er ooit uit was teruggekeerd, gewoon omdat er nog nooit iemand uit is wedergekeerd. Aan het bos grensde een uitgebreide grasvlakte, enkele tientallen meters van het bos stond een burcht (of wat er toch van overbleef). Daar was het … Isen. Charles reed haastig naar het grote, maar erg beschadigde poortgebouw. 'Waar is de poort nu toch gebleven?' dacht Charles bij zichzelf. Er hingen wel nog enkele restanten en scharnieren van de poort, maar de poort zelf… die was verdwenen! En er was ook niemand die 'Halt! Wie is daar?' of 'Maak je bekend!' riep.
Charles liet zich uit het zadel glijden en strompelde zachtjes verder door de smalle steegjes van de burcht. Alle huizen zagen er beschadigd en verlaten uit, de burcht was… leeg! 'Dit is onmogelijk! Dit kan niet!' Verbijsterd ging Charles verder om nog één keer te controleren of er toch niemand in de burcht gebleven was.
Een kwartier later keerde Charles - met Raphaël aan de hand - terug naar het dorpsplein. Onthutst knielde hij op de harde donkergrijze keien van het plein: 'Dit kan toch niet! Dit mag niet! Dé Ludwig Dupoint, heer van Isen, mijn bloedeigen vader… dood? Dit is onmogelijk! Dus die Engelsen hadden gelijk?!'






2.De vreemde

Vol met emoties, verdriet en ongeloof, nam Charles een zwart deken waarop twee witte gekruiste zwaarden in een gele cirkel genaaid waren beet en wreef over z'n strak gespannen gezicht in de hoop zijn gezicht te drogen, maar de tranen bleven over zijn gezicht rollen.
Opeens hoorde Charles gefluister:'Psst, hier', Charles liet zijn oren op het geluid afgaan en zag daar toen aan de hoek van een steegje een breed geschouderde man staan die met zijn forse en gespierde armen wel iemand kon verpletteren. De man had een harnas aan met een groenbruin wapenkleed erover waarop een zwarte libel was genaaid. Aan zijn leren riem hing een schede met een zwaard erin waarvan het gevest van goud was.
'Wie bent u?' vroeg Charles die het nog altijd emotioneel moeilijk had. 'Nee, wie ben jij, jongeman?' reageerde de vreemde man onmiddellijk met een nors gezicht terug. 'Ik had het eerst aan u gevraagd, wie bent u!' Charles begon zenuwachtig te worden. 'Wel, jongeman, ik denk niet dat jij nu in staat bent het tegen mij op te nemen', de vreemde zette een stap naar Charles. 'Wel als u de moordenaar bent van m'n vader! Já… Ludwig Dupoint, heer van Isen, van deze burcht hier, was mijn vader! Dus… ik durf het wel tegen ja op te nemen. Dus ik vraag het nog eenmaal! Wie bent u en wat hebt u hier te zoeken?' onderbrak Charles de vreemde man wiens vingers rond het gouden gevest van z'n zwaard streken.
'Maar… maar dan ben jij Charles Dupoint! Het is zeer aangenaam te ontmoeten… baas.' De robuuste man die daarnet nog met een zware en luide stem sprak, sprak nu met een stille en verbaasde stem. Hij knielde en hij stelde zich beschaamd voor: 'Mijn excuses van daarnet, dat ik me zo brutaal gedroeg tegenover u, maar ik heb er bovendien al twee etmalen opzitten zonder te slapen. Rudolf Poirrot is de naam, spion uit Isen, euh, van koning Filips IV', voegde hij er snel aan toe.'Ik heb de taak van je vader, ach, idioot, nu heb ik mezelf verraden! Stommerik!' Rudolf tikte zachtjes op zijn voorhoofd.
'M'n vader…leeft hij nog!? Waar is hij? Welke opdracht heb je gekregen? Spreek op, jij! Dat is een bevel!' Doordat Rudolf z'n mond had voorbij gepraat, moest Charles er meteen alles van weten. Rudolf ging terug rechtstaan, klopte zijn met zand bedekte wapenkleed af en probeerde Charles te bedaren: 'Rustig, rustig. Ik kan en ik mag jammer genoeg hier uw vragen niet beantwoorden, voor het geval dat…' plotseling keek Rudolf onrustig om zich heen, maar toen hij constateerde dat alles rustig was, ging hij weer verder: '… voor het geval dat we worden bespied."
'Maar… mag ik weten of m'n eigen vader nog in leven is of', Charles kreeg het even moeilijk, 'of niet?!'
'Het spijt me, maar…', plotseling kwam er een open plek in Ludwig hoofd, waar hij zijn paard had vastgebonden. De open ruimte was dicht bij de burcht, waar geen of weinig bomen of huizen stonden, dus waar er niemand - zelfs de Engelsen niet - zich kon verstoppen om luistervink te spelen. '…Kom mee! Ik dacht net aan een open plek, waar ik m'n paard heb achtergelaten, en waar niemand ons kan afluisteren. Daar kan ik je alvast wat meer vertellen, maar nog lang niet alles.' Rudolf wees, strompelde langzaam die richting uit en Charles volde hem met de teugels van Raphaël in zijn hand.
'Hoe komt het dat je niet bij je vader bent', vroeg Rudolf zachtjes aan Charles toen ze op weg waren, 'want Ludwig is toch een goede man?'
'Weet je… Ik hou niet zo van al die drukte op de burcht… Nee, ik zoek liever zelf het avontuur op dan erop te moeten wachten, op de burcht gebeurt niet veel. Ik hou natuurlijk zielsveel van m'n vader… en m'n moeder', er rolde even een traan over Charles wang en hij snikte even. Z'n moeder was gestorven, net toen hij tot ridder geslagen was.
'Je hebt het er nog altijd moeilijk mee, hé, om de dood van je moeder te verwerken', ook Rudolf kreeg het even moeilijk. 'Ik heb dat in mijn jeugd ook moeten verwerken toen mijn moeder gestorven was. Ze stierf toen ik pa tien was. Ik weet ook wat het is om een belangrijk iemand te moeten verliezen, dus… als je troost nodig hebt, mag je altijd bij mij komen.' Hij streek door Charles' lange zwarte haren.
Charles glimlachte en wreef over de glanzende vacht van Raphaël, zijn trouwste lieveling
- buiten zijn vader - zijn paard dat hij al voor z'n twaalfde had gekregen.
Na vele verhalen te uit te wisselen bereikten ze uiteindelijk de open plek. Charles was onder de indruk, het grasplein met een zonnetje en een zwoel windje, Charles vond het heerlijk. In het midden van het plein stond inderdaad een pikzwart paard dat met haar staart stond te zwaaien en te genieten van de zon. Charles bewonderde het paard van op afstand, deed de riemen van het hoofdstel van Raphaël los, zodat het dier vrij was. Raphaël keek nog even naar Charles, maar rende toen zo snel als hij kon naar de zwarte merrie.
Rudolf kwam naast Charles staan en sprak verlegen:'Ze zullen goede vrienden worden, net als wij, hopelijk', hoopte Rudolf verlegen. 'Noire, zo heet ze…het paard bedoel ik', zei hij vlug toen Charles vreemd naar hem keek. Nu… de antwoorden op jouw, nogal riskante vragen, om ons te verraden. Ik kan je niet verzekeren dat ik al jouw vragen zal beantwoorden, of geen volledig antwoord kan geven', Rudolf verwittigde Charles al op voorhand, want hij wist dat Charles er anders vragen ging blijven over stellen totdat hij genoeg wist.
'Jouw eerste vraag was, geloof ik…', Rudolf fronste zijn voorhoofd, 'als ik me niet vergis, of dat je vader nog in leven is. Daarmee kan ik je al geruststellen, ja… Ludwig leeft nog. Het is dan ook een heel dapper man. Ludwig en ik kenden elkaar al van toen ik nog klein was, al 28 jaar dus. Hij redde me toen er een Engels ruiter achter me aan zat. Ludwig kwam toen net op tijd, hij had me horen om hulp roepen en kwam naast de ruiter rijden en trok die uit z'n zadel. Ja, je hebt echt veel geluk met zo'n prachtvader.' Rudolf z'n ogen schitterden.
'Maar, als mijn vader dan nog leeft, waar is hij dan? En waarom is hij dan niet zijn burcht aan het heropbouwen?! Of probeer jij mij uit mijn tent te lokken en ben jij een spion van de Engelsen?' Charles begon z'n geduld te verliezen.
'Hoe durf jij me zo te beledigen; Ik? Zo'n smerige Engelsman? Nóóit van mijn leven, al hebben ze heel Frankrijk ingenomen, dan zou ik er nog niet aan denken! Ik wil nooit meer van die smerige opmerkingen horen! Begrepen?'
Charles deinsde even terug van die woeste blik in Ludwigs ogen, dus excuseerde hij zich vlug tegenover Rudolf en die ging verder: 'Anders kun jij je vader zelf maar zoeken. En op je vraag kan ik, zoals ik daarnet zei, helaas niet volledig antwoorden. Als de tijd rijp is zal je het wel te weten komen. Wel kan ik je vertellen dat hij hier in de hele - wel hele wijde omgeving - aanwezig is.' Toen hij dat hoorde begon Charles te glunderen.
'En ik heb de opdracht gekregen die luidt al volgt: Zoek, vind mijn zoon en breng hem hier in ons midden, bij mij, bij ons allen. Gebruik desnoods geweld.' Charles schrok toen bij die laatste woorden: Gebruik desnoods geweld.
Toen Rudolf had gezien dat Charles was geschrokken, probeerde hij hem gerust te stellen: 'Die laatste zin meende Ludwig niet, hoor. Hij wil gewoon zijn enige erfgenaam zo snel mogelijk bij zich hebben, zeker in oorlogstijd. Dus als jij ook graag bij je vader wil zijn, zou je mij dan - het liefst vrijwillig - willen volgen?'
Charles wou net op zijn vingers fluiten om Raphaël te roepen, toen Rudolf hem tegen hield. 'Je gaat die twee grote geliefden toch niet van elkaar weghalen? Nee, laat die twee tortelduiven maar samen vóór ons uit lopen. Dan kunnen wij met z'n tweetjes gezellig bijpraten, want het is al erg lang geleden dat we elkaar gezien hebben, je herkende me zelfs niet meer.' Vroeger speelden Rudolf en Charles toen ze nog klein waren met elkaar. 'Ja, zeg dat wel het is al zo'n veertien jaar geleden denk ik.'




3. Guido

Toen Rudolf en Charles net een grote eik voorbijgelopen waren, begonnen diens groene bladeren te ritselen. Het verliefde paar dat vooraan liep hield meteen halt. Ook Charles en Rudolf trokken hun zwaarden. 'Maak jezelf bekend! Wie is daar?' schreeuwde Rudolf dapper. 'Waarom zou ik dat doen?' klonk een ondeugend stemmetje uit de hoogte.
'Kom naar beneden!" beval Charles. 'En waarom zou ik dat dan doen?' herhaalde de stem. 'Jullie kunnen me toch niets doen, ik zit hoog en droog en jullie zitten daar beneden…' '…Maar goed, ik wil geen kwaad doen. Ik hoor bij de goede, ik maak alleen maar wat plezier. Ik zal me laten zien.' Toen dat werd gezegd klom er een geblokte jongen uit de boom, Charles schatte hem een jaar of vijftien.
'Ach, Guido. Ik had het kunnen weten dat jij het was. Hoe lang volg je ons al? En heb je al Engelsen gevonden?' vroeg Rudolf nieuwsgierig. 'Engelse kampen heb ik hier nog niet aangetroffen en jou achtervolg ik ook niet hoor, veel te lastig', Guido knipoogde eens naar Charles toen hij dat had gezegd en die glimlacht vriendelijk terug. 'Maar, wat doe je hier dan?' informeerde Charles. 'En wie ben jij dan wel als ik dat vragen mag?' vroeg Guido die Charles niet had zien staan.
'Natuurlijk mag je dat, ik zal me even voorstellen: Charles Dupoint is de naam, zoon van Ludwig Dupoint, jullie heer. Maar wat heb jij hier dan te zoeken als je ons niet achtervolgt?' vroeg Charles nogmaals.
'Ik heb de opdracht van Ludwig - jouw vader dus - gekregen om Rudolf, ja, jij', zei Guido toen Rudolf raar opkeek toen hij z'n naam hoorde. 'Dus zoals ik al zei, heb ik de opdracht gekregen om Rudolf te zoeken, omdat hij al een week afwezig is om jou te zoeken en wij waren bang dat de Engelsen hem te pakken zouden hebben. Dus daarom ben ik hier.'
'Waar bleef je Rudolf, je bleef zo lang weg?'
'Ik heb eerst heel het Sabelwoud afgezocht, toen ik Charles met z'n paar in galop zag. Maar hij was niet alleen, hij werd achternagezeten door twee Engelsen. Ik volgde hen, maar ik bleef op afstand, want die Engelsen kennen mij tot mijn grote spijt zeer goed, dus als ze wisten dat Charles bij mij hoorde, dan gingen zij tot het uiterste om de enige nazaat van Ludwig te doden of gevangen te nemen en dan was Charles radeloos verloren. Dus speelde ik op veilig, maar ik bleef hem wel schaduwen, zelfs 's laat bleef ik bij hem. Maar toen ik me het even gemakkelijk wou maken en even mijn armen wou strekken, maakte ik te veel geritsel. Charles had dat gehoord, trok z'n zwaard en kwam op het geluid - ik dus - af. Dus ik maakte me snel uit te voeten, maar bleef wel in zijn omgeving', legde Rudolf uit.
'Aha, dus jij was degene die het geritsel maakte?' 'Euh… ja, heb ik je laten schrikken misschien? Mijn oprechte excuses daarvoor dan, maar ik wou je alleen beschermen', voegde Rudolf er aan toe, toen hij Charles zag knikken. 'Het is je vergeven.' Guido kon zich niet meer houden van het lachen: 'Een groot sterk en dappere man moet zijn excuses aanbieden aan een jong, maar pienter kereltje? Dat heb ik nog nooit gezien', en ook Rudolf en Charles barstten in lachen uit.
'Gaan wij vandaag nog verder zodat we vannacht nog arriveren op het kamp of slaan we hier ons kamp op en vertrekken we morgenochtend weer? … Ik moet het nu weten, want ik heb onderweg een heleboel houtblokken en wat takken opgemerkt, die we kunnen gebruiken voor een vuurtje. Ik moet het nú weten', Guido sprak alsof hij de leider was van het drietal.
'Ja, laten we hier ons kamp op slaan en morgenochtend onze tocht hervatten. Dan kunnen we al onze avonturen uitwisselen, want het is een hele poos - of zelfs nog nooit - geleden dat we elkaar nog gezien hebben. En we moeten goed uitgerust zijn, want we moeten toch heelhuids aankomen zeker', ze schoten alle drie in de lach en daar mee stemden ze in dat ze daar die nacht hun kamp gingen opslaan en de volgende ochtend hun tocht weer gingen voortzetten.
'Dan ga ik alvast hout gaan sprokkelen', zei Guido. 'Rudolf, wil jij voor voedsel zorgen en Charles…', hij wendde zich tot Charles 'Blijf jij hier en bewaak de paarden en de zadeltassen, oké?' iedereen knikte en ieder deed zijn eigen werk: Rudolf ging op jacht, Guido ging hout sprokkelen en Charles ging zich vermaken bij Raphaël en Noire en hen onder zijn hoede nemen.
Na een poosje zoeken, vond Guido uiteindelijk de stapel houtblokken en de hoop met takken. Hij legde de twee stapels naast elkaar en bond ze toen aan elkaar vast met touw, lege het op zijn schouder en keerde dan terug naar Charles.
Rudolf had intussen ook al zijn buit binnengehaald, hij had - na enkele stoten te hebben terug gekregen - een wild zwijn kunnen vatten door het dier te doorboren met een speer, die hij terplekke had gemaakt. Buiten een paar schrammen en schaafwonden keerde hij net zoals Guido heelhuids terug.
Terwijl Rudolf uitrustte van zijn onstuimige avontuur met het zwijn, was Charles ondertussen een vuurtje proberen te stoken, het lukte hem niet onmiddellijk, toch kwamen er na een tijdje vonken in, zodat het hout langzamerhand in brand ging. Ondertussen was Rudolf langzamerhand ingedommeld. En Guido kwam - toen het vuur stevig aangewakkerd was - met het zwijn naar het vuur. Hij stak een stok door het zwijn en hing het boven het vuur op twee speten, zodat het zwijn kon gedraaid worden.
Toen het vlees gebraden was, moest Guido Rudolf en Charles - die beiden ingedommeld waren - wel wakker schudden, want veer hen duurde het braden véél te lang en daarmee waren ze in slaap gesukkeld. 'Hé, slaapkoppen!' riep hij. 'Wanneer gaan jullie nu eens eindelijk wakker worden?' Na een tiental werd er na al dat geduw van Guido toch nog eentje wakker. Het was Charles. Hij ging rechtop zitten, inspecteerde Rudolf en zei: 'Bedankt dat je ons hebt gewekt, maar eens hij…', en hij wees naar Rudolf, '…in slaap valt is hij niet weer wakker te krijgen.'
'Charles, ik heb jullie gewekt omdat ik het zwijn dat hij geeft gevangen", en hij wees naar het bruin gebakken zwijn boven het laaiende vuur, "heb gebakken. Ook een stukje? Het is héérlijk!' 'Dat komt net goed uit, m'n maag grolt al een uur, ik heb sinds vanmiddag niets meer gegeten.' Guido scheurde een bout van het dier dat hij inmiddels van het vuur had gehaald en op een linnen doek gelegd. Het water kwam in Charles' mond, het vet droop zo van het vlees, het leek wel een feestmaaltijd. Guido gaf de bout aan Charles en die begon er onmiddellijk aan te peuzelen.
'Waar zou Rudolf het gevonden hebben? Het is echt heerlijk, hé?' sprak Guido, die zich intussen ook een stuk had genomen. 'Ja, zeg dat wel, het is overheerlijk! Maar… zouden we hem toch nog niet eens proberen wakker te maken? Die arme man moet toch ook iets eten,' meesmuilde Charles.
Guido knikte en slenterde op Rudolf af en gaf hem een por en zijn zij. Na enkele minuten gaf hij hem er nog één… en nog één, maar het hielp niet. Toch bleef Guido Rudolf porren en zijn naam herhalen in de hoop hem wakker te krijgen. Na Rudolf twintig maal gepord te hebben, begon hij langzamerhand toch wakker te worden.
Eerst sloeg hij enkel wartaal uit, maar geleidelijk aan werd het alsmaar duidelijker: 'Waarom Waldo, waarom? Waarom heb je ons verraden?!' Het zweet liep over het voorhoofd van Rudolf, begon plotseling hevig te woelen, en bleef maar: 'Waarom, Waldo? Waarom verraad je ons? …Nee!' Abrupt schoot wakker Rudolph, hij staarde met opengesperde ogen voor zich uit.
Charles ging over Rudolph hangen: 'Rudolf? Is alles in orde?' Charles werd stilaan ongerust. Dit is toch niet normaal, dacht hij bij zichzelf.
Na daar zo gelegen te hebben, kwam Rudolf geleidelijk aan bij z'n positieven. Hij hief zijn hoofd op, bekeek de twee bezorgde gezichten van Charles en Guido en vroeg verbaasd: 'Waarom kijken jullie zo bezorgd? Is er iets gebeurd?' Guido vond het maar vreemd: Eerst zweten, dan met opengesperde ogen - net als een lijk - voor je uit kijken en dan met een droge kille stem normaal vragen wat er is gebeurd, alsof er niéts was gebeurd, nee, iets in hem zei dat het onmogelijk toeval kon zijn.
En hij was niet de enige die er zo over dacht. Guido keek naar Charles, die keek op zijn beurt naar Rudolf, toen hij hem daar zo zag zitten, kreeg hij koude rillingen over zich heen. Charles nam Rudolfs ijskoude, bijna bevroren handen beet en suste hem zachtjes: 'Rustig maar, je moet je nog niet zo opwinden. Je was samen met mij gaan rusten, toen we in slaap vielen. Guido had mij komen wekken om te eten, maar jou lieten we nog even liggen, omdat ik wist dat eens jij slaapt, dat niemand het gemakkelijk heeft je wakker te krijgen.' …
'Ja, dat klopt wel', en iedereen gniffelde. 'Dus…', ging Charles verder, 'dus besloten we je nog maar wat even te laten liggen. En toen we al lekker aan het peuzelen waren van jouw óverheerlijke zwijn, begon je opeens te roepen van: 'Waar om Waldo? Waarom had je ons verraden?' Charles moest even kuchen, omdat hij last kreeg door Rudolfs zware stem te imiteren.
'En wie is Waldo eigenlijk' vroeg Charles geïnteresseerd. 'Een schildknaap van ridder Zeno', legde Guido uit. 'Ridder Zeno? Is dat niet degene die vroeger veel met mij speelde?' 'Ja, ik geloof het wel' antwoordde Rudolf die nu bij z'n bewustzijn was.
'Euh, mensen? Laten we nu nog wat eten, want anders wordt het zwijntje koud, en zwijntjes wachten niet graag', grapte Guido. Charles en Rudolf grinnikten en gingen net zoals Guido rond het laaiende vuur zitten. Ze scheurden een bot van het zwijn en begonnen eraan te peuzelen.
'Om hoe laat vertrekken we morgen?' vroeg Charles. ''Wanneer de zon op komt… met zonsopgang dus', zei Rudolf peinzend. Ik zal jullie wel wekken, ik ben tenslotte altijd vroeg wakker', Rudolf knipoogde. 'Nee, nee, niks daarvan. Ik zal jullie wel wekken, ik zal dan ook het laatst de wacht houden. Rudolf eerst, Charles tweede en ik als laatst. Om de drie uur wordt er gewisseld, oké?' Rudolf knikte, en Charles mompelde iets onverstaanbaars en daar mee stemde hij ook in. 'Ik hoop dat dat een 'ja' betekende', sprak Guido met zijn mond vol.
Nadat het zwijn op was, nam iedereen, behalve Guido, want die had geen paard, een wollen deken uit de zadeltassen van hun paarden.
'Waarom zijn de paarden zo onrustig?' Charles was ongerust geworden, omdat Raphaël en z'n 'grote liefde' Noire stonden de hele tijd te steigeren totdat Noire haar hoofdstel losrukte en het hazenpad koos. Raphaël keek nog even naar Charles alsof hij wou zeggen: 'Sorry maatje, maar…' En dan koos ook Raphaël het hazenpad.
'Raphaël toch. Waarom doe je mij dit aan? Je bent nog nooit bij me weggegaan. Waarom?' Charles leek erg in Raphaël ontgoocheld. 'Waarom?' bleef hij maar herhalen. 'Tja, daar kan niemand op antwoorden, maar maak je niet zo ongerust, ze overleven het wel. Noire kent hier de weide omgeving op haar duimpje, in haar geval, uit haar hoef', de troostende woorden van Rudolf hielpen hem niet echt, hij was nog steeds teleurgesteld in Raphaël.
Guido stelde voor om te gaan slapen en alles te vergeten, maar dat laatste zat er voor Charles niet echt in. Hij hing wel liggen, maar moest de hele tijd aan zijn trouwe vriend denken. 'Charles, Raphaël komt heus wel weer terug… geloof me maar.'
Maar aan dat laatste lag hij nog de hele nacht te piekeren.

 

feedback van andere lezers

  • ivo
    voor een dertienjarige is dit wel heel opmerkelijk
    darkrainop: bedankt
  • GoNo2
    wijde omgeving?
    over dat laatste?
    ik volg Ivo, voor een dertienjarige....
    darkrainop: Wat bedoel je daarmee?
  • hettie35
    moet mij bij de anderen aansluiten met dertienjaar....
    darkrainop: bedankt
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .