writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Junkies, treinen en andere rottigheid (45)

door jack

(1e par = herschreven)

Ondertussen had ik me een duidelijke voorstelling van haar uiterlijk gemaakt: geblondeerde poedelkrullen op schouderlengte, een Slavische haakneus, omzichtig gecamoufleerd onder dikke lagen make-up. Veel te veel mascara, oogschaduw en blush, en waarschijnlijk geen foundation. Dat wordt door dat soort overdadige-schminkkoninginnen nogal eens over het hoofd gezien, waardoor hun bijna altijd onzuivere huid zichtbaar blijft, en waardoor ze er immer zweterig uitzien. Het is een soort internationaal herkenningsteken onder dat soort vrouwmensen. Niet dat ik kwaad wil spreken over hen, hoegenaamd niet. Ik heb namelijk veel bewondering voor mensen die complexloos zichzelf zijn. Zolang ze maar geen leggings in tijgermotief dragen.

Misschien moest ik de achergelaten koppen eens controleren op resten van fuchsiaroze lippenstift. Hoewel de kans hierop vrij klein was, aangezien we ze weleens hadden gebruikt, doch niet om eruit te drinken, want toen reeds zagen ze er niet bepaald hygiënisch meer uit. En afwassen was niet aan ons besteed. Nog steeds niet, overigens. Drinken deden we uit fles of blik, zo diende die verpakking toch nog voor iets. Met de daaruitvolgende speekseluitwisseling hadden we hoegenaamd geen probleem. Welintegendeel. Het was één van de vele symptomen van ons ultieme samenhoren. De normaalste zaak van de wereld. We deelden de fles, zoals we alles deelden. Zo verliep de gemiddelde nacht in ons huis: we zaten op het gelijkvloers in de oude sofa, of boven in wat de slaapkamer mag worden genoemd omdat er een matras lag en we er meestal sliepen. Daar zaten we naast elkaar een fles en andere zaken uit te wisselen onder het voeren van eindeloze gesprekken. Of in vredige stilte, dat gebeurde ook weleens, op die zeldzame momenten dat Junkie zijn neurotische kop hield, ten prooi aan een verregaande staat van bewustzijnsverruiming of algehele misselijkheid.
Er waren ook avonden waarop er nog meer aanwezigen waren, want we zagen ons moreel verplicht ons veilige hol af en toe te delen met andere voortvluchtige geesten. Deze gelegenheden trachtten we tot een minimum te beperken, daar geen van ons beide lang opgewassen was tegen de aanwezigheid van buitenstaanders. Het bracht een snelstijgende druk mee van gespeelde gastvrijheid en lege praatjes, die we alleen maar doorkwamen door onderwijl onze afkeer ervan aan elkaar duidelijk te maken middels zwaar overdreven gelaatsuitdrukkingen. Soms stiekem, wat de praatjes toch een beetje spannend maakte. Maar dat eindigde vaak alsnog in een lachuitbarsting van ons beiden, en in een verbaasde en soms zelfs beledigde spreker, die het in beide gevallen snel voor bekeken hield. Soms deden we, of beter gezegd: deed Junkie, zelfs niet de moeite om zijn verveling te verbergen en droop het gezelschap nog sneller af. Zelf was ik nog teveel in het keurslijf der beleefde omgangsvormen gedrongen om een medemens zo rechtstreeks en zonder omwegen weg te jagen.

Tijdverspilling, zo weet ik ondertussen, want een mens leeft maar één keer en dus best niet in ongewenst gezelschap. Uiteraard maakt het bestaan van een wél gewenst persoon elk ander gezelschap oneindig veel moeilijker te verdragen. Maar dat probleem had ik niet meer, voorlopig. Dat maakte het leven in elk geval eenvoudiger. Hoofdzaak en bijzaak waren gemakkelijk van elkaar te onderscheiden nu, en aangezien eerstgenoemde niet meer bestond, hoefde ik me in principe nergens meer druk om te maken. Een erg rustgevende gewaarwording. Hij had het me erg gemakkelijk gemaakt door op te houden fysiek te bestaan, in die zin. Zijn etherische aanwezigheid maakte bovendien veel goed. Ik hoefde hem geen moment te missen en achtte mezelf daar heel gelukkig om. Slechts weinigen mogen het voorrecht proeven om elke seconde van elke dag in diepe staat van verbinding met hun geliefde door te brengen. Zijn fysieke afwezigheid was de prijs die ik daarvoor betaalde. Daar zou ik het trouwens niet bij laten. De roep van zijn stoffelijke overschot was veel te sterk. Een ware marteling was het, te weten dat zijn prachtige beenderen ergens diep onder de grond hun glans lagen te verliezen. Ergens waar ze niet thuishoorden, want ze hoorden thuis zo dicht mogelijk bij mijn eigen beenderen. Deze situatie zou ik moeten rechtzetten, geen ontkomen aan. Dat was ik hem verschuldigd.

De in groten getale aanwezige stofdraden ontnamen me de zin om de inhoud van de onderkast verder te onderzoeken op lippenstift of, wie weet, sporen van Junkie. Boven de pompbak was de muur bezet met kleine beige tegels met bruine tekening. Allemaal pittoreske tafereeltjes. Ik zag molens, stillevens van brood en fruit, klompen, boerenpaarden, korenaren enzomeer. Er huiselijk, dat moet gezegd. Ik nam me voor om deze muur een van de komende dagen een stevige poetsbeurt te geven. Helemaal links, vlakbij het keukenraam, stond een ouderwetse gietijzeren pomp, die altijd water wist op te hoesten, ook nadat dat werd afgesloten en de andere kranen in huis aldus dienst weigerden.
Bovenop de dampkap stond een grote kartonnen strooibus zeezout, die ooit blauw-wit was, maar nu bezaaid met verdachte zwarte vlekken. Zelfs keukenkruiden worden niet gespaard van de kanker van verval. Spijtig maar helaas. Vlekkeloos wit poeder, aangevreten door kwaadaardig zwart, zonde was het. De tragiek van het bestaan samengevat in één beeld.

Ik liet de keuken voor wat ze was en liep in enkele passen naar de rechterkant van het huis, die van voor- tot achtergevel helemaal in beslag werd genomen door een leefruimte met een sofa en een salontafel die betere tijden hadden gekend, en heel veel rommel en rondslingerend vuil. In de hoek achter me lag een oude luster met namaak-kaarsen, half verborgen onder een grijs, uitgerafeld deken. Tegen de muur onder het raam stond een zowat antieke krantenhouder uit donker hout, en een grote asbak uit een groen-zwarte steensoort. Een ideaal moordwapen. Deze asbak was ooit een van de centrale attributen van deze woning, of althans voor Junkie en mij. Ik nam hem van de grond, blies het stof eraf en verbaasde me over het gewicht ervan. Op de bodem ervan zag ik vele perfect cirkelvormige brandvlekjes van de wierookkegeltjes die we erin opbrandden, en lichtere vegen van uitgedrukte sigaretten.Van peuken geen spoor. Dat vond ik enigszins vreemd. Maar het bespaarde me in elk geval de moeite hem buiten leeg te gaan gieten. Tevreden zette ik mijn hervonden vriend op de salontafel die kreunde onder een dikke laag stof, waardoor het houten oppervlak ervan nog amper te onderscheiden viel.


 

feedback van andere lezers

  • Mephistopheles

    Leuk sfeertje moet het geweest zijn in dat huis, ik zie het zo voor me. Heb vroeger nog samengewoond dus ik ken dat wij tegen de rest van de wereld gevoel wel.

    Goed stukje, complexloos zichzelf

    jack: Nu verbaast u mij, al samengewoond? Ik had zo de indruk dat u daar nog veel te jong voor was ;-)

    Enneuh the doors en darkthrone is niet echt te vergelijken he. maar als ik moet kiezen tussen Quintessence of Light my fire, dan toch maar het eerste ze ;-)
  • hettie35
    Mooi geschreven en iets om over na te denken,
    groetjes Hettie
    jack: Teveel nadenken is nooit goed, dus voel je vooral niet verplicht ;-) Bedankt voor je reactie!
  • Mistaker
    Genoten. Ik heb nog nooit samengewoond en ben ook niet van plan dit ooit te gaan doen. Of het zou in een heel groot huis moeten zijn, met mijn eigen verdieping.

    Groet,
    Greta
    jack: Haha
    ik kan je geen ongelijk geven hoor!
  • KapiteinSeBBos
    oeps, vergeten te fb'en...

    dikke knuffels,
    xxx
    jack: En ik dan ... :-)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .