writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

De muur

DE MUUR


'Alfamannetje is niet meer', stotterde Casimir. Pas nu de oude vrouw de deur sloot waardoor de dragers verdwenen waren, drong het tot hem door. De begrafenisondernemer had het lichaam meegenomen. Eindelijk.
In de berging vond Casimir een lege wasmand. Hij nam ze mee naar de woonkamer, haalde de stinkende lakens van het bed en gooide ze erin. Hij wist niet of de onderlegger wasbaar was en draaide zich naar de oude vrouw in de canapé. Ze zat stilletjes te huilen. Hij trok zijn schouders op, keerde zich weer om en gooide de onderlegger bovenop de lakens. Hij nam het zwarte kruis waarmee de zieke zo verguld was geweest, van de muur. Na vijf jaar zonder mis - geen Kerst, geen Pasen, geen Palmzondag meer - viel het verdroogde palmtakje van achter Christus' rechterarm in zijn handpalm. Hij kneep. Het knisperde. De verpulverde resten gooide hij in het vuur. Een deel vloog terug op. Gloeiend. Dovend. Hij stak het kruisbeeld onder zijn arm, goot kolen op de kachel en schoof het deksel terug. De oude vrouw keek op, haar ogen groot. Hij liep naar het bed, draaide zich om en duwde het kruisbeeld in haar handen. Ze brak uit in een huilbui. Hij kneep zijn oogleden samen, stak zijn kin vooruit en besloot dat het gehuurde ziekenhuisbed naar de garage moest. De wielen stootten tegen de drempel van de buitendeur. Hij vloekte en trok zijn ogen wijd open. De wazigheid loste op.
Terug in de woonkamer merkte hij dat ze nog steeds huilde. De emmer met gerief uit de garage kwakte tegen de vloer.
'Hou op met huilen', beval hij. 'Je weet wat hij daarvan zou gezegd hebben.'
'Wat dan?' snifte ze.
Hij spreidde een krant uit over de vloer tegen de muur.
'Wat dan, vertel me wat hij zou gezegd hebben', krijste ze.
'Dat je niet hard genoeg bent', verweet hij haar. 'Het leven gaat door. Als je niet hard bent als steen, gaat het leven met jou op de loop. Dat is wat hij ons altijd voorhield. Hou je nu niet van de domme.'
'En hoe hard was hij voor zichzelf de laatste jaren, op zijn ziekbed? Een jengelend kind dat grijnzend met zijn piemel speelde en dan het bed nat piste.'
Hij sloeg met zijn vuist op tafel.
'Dat kwam door de ziekte. Dat was hij niet.'
Hij duwde het keukentrapje naar de hoek van de muur. De rubberen voetjes gaven twee zwarte strepen af op het vinyl. Hij voelde of het trapje stabiel stond, klom de drie treden op, spoot een vierkante meter bovenaan de muur vol behangvreter en trok het plamuurmes uit de zijzak van zijn overall. Uit zijn ooghoeken zag hij haar de woonkamer verlaten. Ze griste haar gsm mee. Even later klonk er gemompel uit de keuken. Gestaag werkte hij verder en halfweg de voormiddag zat hij op zijn knieën, bezig aan het onderste deel van de muur. Druppels afgelopen behangvreter hadden gele stromen getrokken in de vuilzwarte lijn waar de ijzeren bedrand de muur had geraakt. Het plamuurmes schoof uit en een stuk pleister kwam mee van de muur. Hij concentreerde zich. Tegen de middag lagen de laatste sporen van het behang, nat, vuil en gekruld, op de oude kranten. Hij kieperde alles in een vuilniszak.
Hij wou de zak naar de garage brengen toen hij in het deurgat op de buurvrouw botste. Hij draaide zich op zijn kant, maar de zak nam teveel plaats in beslag om elkaar ongehinderd te kruisen. De buurvrouw prangde Casimir in haar armen en verborg haar gezicht tegen zijn schouder. Toen hij er eindelijk in geslaagd was de vuilniszak tegen de buitenmuur te deponeren en haar schokkende lichaam van zich afduwde, zag hij de grimas van haar uitgelopen mascara.
'Ze zit in de keuken, ga maar', bracht hij krassend uit. Hij schraapte zijn keel en verdween naar de garage. Verpakt in noppenfolie lagen daar nog drie rollen behangpapier die hij verleden jaar gekocht had. De zieke maakte toen een erg slechte periode door. Alle behanggerief lag netjes bijeen. Zoeken moest hij niet. Hij keek rond of er nergens gerief rondslingerde, maar er viel niets op te ruimen. Alleen het bed verstoorde de normale orde. Hij zou straks de thuiszorgwinkel bellen.
Op de keukentafel stonden twee glazen en een fles elixir d' Anvers.
'Kom even bij Heidi en mij zitten', nodigde zijn moeder hem uit. De buurvrouw schoof haar stoel op.
'Geen tijd', antwoordde hij en liep door.
Korte tijd later vertrok de buurvrouw. De oude vrouw opende de deur van de woonkamer.
'Waaraan ik zo' n autist als gij verdiend heb, begrijp ik niet', vloog ze uit. 'Ge zijt 44, ge kunt nog niet eens uw hemd strijken. Vandaag is uw vader gegaan. Morgen is het mijn beurt. Gij hebt een vrouw nodig. Ik kan verdomd toch niet aan uw achterwerk komen duwen. Heidi is toch een pronte vrouw met alles erop en eraan. Ze is twee jaar jonger dan gij, weduwe en gewillig. Ik begrijp u niet. En gij kunt, in Gods naam, toch niet uw kloten blijven schuren tegen dat stuk muur.'
Hij hief zijn hand. Ze keek hem recht aan. Hij kneep zijn lippen samen, bukte zich en roerde de behangselpap.
Vier jaar geleden kwam hij regelmatig bij de buurvrouw over de vloer. Een paar maanden lang. De oude vrouw had hem zo ongeveer gedwongen. Beetje bij beetje had hij zich de avances van de buurvrouw laten aanleunen. Tot hij op een avond neerplofte in haar canapé en meteen weer opveerde. Iets had hem gekieteld. Toen hij recht stond, drong een zoemen tot hem door. Ze had gelachen, haar schouders opgehaald, het ding in de zetel beetgepakt en was ermee naar de slaapkamer gelopen. Pas toen kreeg hij de situatie door en haastte zich met een kop als een biet naar huis. Hij had de oude vrouw er nooit iets van verteld.
'Uw vader was een onmens', riep ze uit.
Een onmens? De man had hem als hummel tegen de muur gezet - in de hoek, zei hij - maar in de hoek stond een kast. Casimir had zijn vuistjes kapot geslagen op de muur. Altijd als de man het niet zag. Later, veel later moest Casimir toegeven, hing hij zijn witte, gele, oranje, groene, blauwe en bruine Kyu 's aan de wand. Vandaag zou hij zijn enige zwarte Shodan erbij hangen, vandaag werd hij het alfamannetje.
Hij had geleerd hoe lang een kwartier duurde voor hij de klok kon lezen, want telkens hij omkeek kwam er een kwartier straftijd bij.
'Straf hebt ge verdiend. Denk niet dat ik u voor mijn plezier in de hoek zet', hoorde hij de oude nog zeggen. Klassiek volgde dan:
'Al moet ik van mijn hart een steen maken, ik zal van u een man maken.'
Jarenlang had Casimir niet durven vragen wat het betekende: 'van je hart een steen maken'. Dan drukte hij zijn lijf tegen de muur en voelde zijn hart bonzen. Steeds harder, steeds vlugger tot wanneer hij te bang werd om nog naar zijn hartslag te luisteren. Eens dat punt voorbij hoorde hij zijn hart niet meer. Het was van steen geworden.
'Ge geeft mij 75 euro voor een krans op de kist, hebt ge het gehoord?'
Hij keek naar de grond. Knikte dan.
'Hier is uw vaders horloge, Casimir.'
Het was de eerste keer in jaren dat ze hem bij zijn naam noemde. Hij verschoot. De Omega gleed uit zijn vingers.

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .