writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Onweer, deel 3 van 3

door badstop

Wanhopig rukte Bram aan de deur van het kerkje. De kerk was gebouwd in de tijd dat katholieken en protestanten elkaar in de naam van god aan het uitroeien waren. De deur en het slot waren hierdoor een onneembare vesting. Bram wist dat er veel kerken een driehoekig afdak hadden. Daar ging hij naar op zoek. De bui verzwakte inmiddels iets. Hij vond het afdak met een stenen plateau eronder. Daar ging hij zitten uitpuffen van de steile klim naar het kerkje toe. De rugtas, waar Debby als een cipier uit de middeleeuwen over waakte, zette hij naast zich neer. Vaak had hij haar uitgelachen over de inhoud van die rugzak. Nu was hij haar daar dankbaar voor, want buiten de nuttige dingen zoals de zaklantaren, de kompas, een mes, pakjes drinken, een paar pakken koek en een kaart van de omgeving, zaten er ook twee T-shirts en een enorme plastic poncho in.
"Wat moet je daar nou mee?" had hij haar regelmatig gevraagd.
"Zeur niet zo, die zijn voor je weet maar nooit."
Nu was het, je weet maar nooit. Hij stalde zijn kostbaarheden uit. Met moeite worstelde hij zich uit het natte T- shirt om een droge aan te trekken. Hierna dronk hij wat en at een paar koeken. Met zijn rug tegen de muur keek hij om zich heen. De bliksemflitsen verlichten de graven. Wat nou spookhuis in de Efteling, dit is pas eng, dacht hij. Ze waren lang geleden een keer met de hele familieclub naar de Efteling geweest. Uiteraard was het hele gezelschap in een melige bui. Bram had nogal luid tegen zijn broer Rik gezegd:" Moet je straks opletten, de klokkenluider gaat niet gelijk op met de klok."
De eerste drie slagen van de klok ging het nog goed. Daarna begon hij uit de pas te lopen. Hij hoorde de mensen naast hem tegen elkaar zeggen: "Inderdaad het klopt niet."
Dit werd als een wave door de hele menigte heen gemompeld.
Bram keek naar Rik die het prachtig vond. Puk, de vrouw van Rik mopperde: "Heb je nou je zin?"
"Héél erg shagrijn."
Proestend verlieten ze de attractie.


Na het eten en drinken begon Bram met behulp van de kaart en het kompas uit te zoeken waar hij zich bevond en in welke richting hun huisje moest zijn. Na enig puzzelen had hij het gevonden. Ter controle keek hij richting het bos aan de andere kant van de heuvel. Op dat moment bliksemde het. Hij had het zo makkelijk kunnen missen, maar hij miste het niet. De angst om wat hij zag was zo groot dat zijn maag alle gas die erin zat er met een luide boer uitstootte. Zijn hersenen stuurde naar elke vezel van zijn zenuwenstelsel een signaal. Misselijk van angst bleef hij kijken naar de plek waar hij gezien had wat hij gezien had.
Met de gedachte: mijn god, het moet verbeelding zijn geweest, probeerde hij zijn angst te overwinnen. Bij de volgende flits zag hij dat het geen verbeelding was. Halverwege het kerkhof lag een vrouw tegen een grafsteen aan. Driftig zocht hij naar zijn zaklantaren. Hij wankelde richting de vrouw. Toen hij vlak bij haar was bewoog ze. Ze draaide haar oude hoofd met de gitzwarte, ingevallen ogen naar hem toe.
"Wat bent u?" Was de enige vraag die Bram kon bedenken.
"Een oude eenzame vrouw die hier en nu wil sterven," fluisterde ze.
"Waarom?"
"Ik ben vanmiddag naar het graf van mijn man gegaan. Daar leg ik op zijn verjaardag altijd bloemen. Ik ben gevallen en ik kon niet meer overeind komen. Tijdens het onweer heb ik mij verzoend met de dood, laat mij maar liggen."
"Dat doen we dus niet," mompelde Bram in het Nederlands.
"Ik hoor u Hollander, zei de vrouw.
"U spreekt Hollands."
Bram kon een lach om de absurditeit van het tafereel nauwelijks onderdrukken. Hier lag een oude, o zo duidelijk Franse vrouw, dood te gaan die Nederlands sprak.
"Ik ga u naar mijn schuilplaats brengen, daarna zien we wel verder."
Zéér voorzichtig tilde Bram de ijskoud aanvoelende vrouw op. Ze kreunde zachtjes van de pijn. Onder het afdak plaatste hij de vrouw op zijn rukzak om de kou van de stenen vloer te weren. Voorzichtig trok hij de zwarte jurk over haar hoofd. Hij trok haar het overgebleven T-Shirt aan, bood haar wat te drinken aan dat ze weigerde. Nu pakte hij de plastic poncho, ging achter haar zitten en trok de poncho over hen beiden heen. Met haar rug tegen zijn lichaam en zijn armen om haar heen probeerde hij haar zo veel mogelijk warmte te geven. Bram hield de vrouw, zachtjes wiegend als een baby, vast. Hij keek om zich heen, overal waren zwaailichten te zien op weg naar of bij de drie branden die hij zag. Een paar auto lichten in de verte trokken zijn aandacht. Wat doet die idioot nou in dit weer, dacht hij. Snel pakte hij de kleine verrekijker die ook bij de, voor zijn gevoel, vrijwel oneindige hoeveelheid spullen uit de rugtas kwam en keek naar de auto.

Hij zag de auto langzaam rijden en bij de rivier stoppen. Wel bleef het schemerig want het was al half tien. De auto begon weer te rijden. De koplampen leken uit te gaan. Die rijd door een diepe plas constateerde Bram, blij dat hij zijn aandacht op iets anders kon richten. De auto stopte. Nu staat hij op de brug, gokte Bram. De auto bleef staan. Hoe vaak hij al had geprobeerd om Debby te bellen wist hij niet meer. Tot die bui over is hoef ik het niet te proberen, overwoog hij. De auto bleef staan. Het zicht verbeterde nu snel door het verdwijnen van de bui. Waarom blijft die auto daar staan, vroeg hij zich af. Met een fatalistisch gebaar pakte Bram zijn telefoon.
"Wie weet gebeurd er een wonder," mompelde hij.
En inderdaad gebeurde er een wonder. Op het moment dat hij de verrekijker wilde neerleggen zag hij de binnenverlichting van de auto aangaan. Dat is sterk, dacht hij.
"Met mij, waar ben je?" riep Debby
"Luister voor de verbinding wegvalt. Ik zit op Mont Gabot met een vrouw die onderkoeld is, ik heb dringend een ambulance nodig. Waar ben jij?"
"Ik sta op de brug van het beekje,"
"Ik kan je zien denk ik, sein met je lichten."
De lichten van de auto werden een paar keer gedimd.
"Dat ben jij inderdaad. Wacht tot het veilig is en ga dan een ambulance regelen."
"De ergste vloedgolf is weg ik durf er nu wel doorheen, dan kom ik je halen."
"Oké, we zitten bij het kerkje."
Het binnenlicht ging uit. Op dezelfde manier als Debby op de brug was gekomen, ging ze ook weer af waarbij Bram de koplampen weer bijna uit zag gaan. De auto reed door.
"Er is hulp onderweg."
"Ik heb het gehoord, fluisterde de vrouw nauwelijks verstaanbaar.
Ze voelde een warme druppel op haar rug vallen en die kwam zeker niet van de regen wist ze.
Drie kwartier later lag ze in het ziekenhuis van Clamecy.

 

feedback van andere lezers

  • julien_maleur
    leuk om lezen
    JM
    badstop: Ook leuk om te schrijven.
  • Dora
    Oef, halverwege dacht ik dat Debby in de auto zou verdrinken of door de bliksem werd getroffen.... mooi dat beeld van die oude vrouw.
    Ik zie hen onder de poncho zitten,
    waar zorgzaamheid goed voor is...
    badstop: Zorzaamheid en intuitie. Nu gaat het verhaal beginnen, maar dat moet eerst nog geschreven worden. Dus geduld.
  • hettie35
    Erg pakkend, knap.
    Groetjes Hettie
    badstop: Dank je wel.
    Groetjes Jan
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .