writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Moeder worden .2

door RudolfPaul

Na Staphorst besluit ik de grote weg te verlaten en via Meppel de veel rustiger route langs de Drentse Hoofdvaart naar het noorden te nemen. Er is geen haast. Wel moet ik nu het eerste stuk langs de beruchte Smildervaart, maar het is niet glad en het is nog volop licht. Ik rijd door dorpen waar je af en toe mensen ziet, voetgangers of fietsers. Mensen die de hond uitlaten. Zelfs poezen die zich in de vensterbank koesteren in de late middagzon. Tekenen van leven.
Ik denk aan Martijn, hoe hij met aarzelende stapjes binnenkwam, met de behoedzaamheid van kinderen die iets in de zin hebben. Tegen mijn koffer geleund begon hij me aan te staren, terwijl hij een voet heen en weer liet bungelen.
"Anna, is het waar dat je weggaat?"
"Helaas wel Martijn. Het moet." Ik ging door met inpakken. M'n ogen prikten.
"Waarom dan? Waarom ga je weg, Anna? Vind je het niet leuk meer bij ons? Omdat pappa steeds zo verdrietig kijkt?"
"Tuurlijk niet. Hoe kom je daar nou bij? Ik heb het hier echt naar mijn zin gehad. En wij hebben het toch ook gezellig gehad, wij met ons tweetjes?"
Martijn bleef me met grote kinderogen aanstaren. Het was of er iets in dat kleine hoofdje omging... of hij iets vermoedde.
"Kom eens bij me." Ik hield mijn armen voor hem open. "Kom eens in mijn huisje. Geef me eens een extra dikke knuffel." Ik drukte zijn lieve kinderkopje tegen me aan, tegen mijn zwangere lijf waarin, zonder dat iemand het wist - behalve Huub natuurlijk, en Suzan -, nu reeds enkele centimeters groot het broertje of zusje van Martijn zich bevond.
"Nu je moeder weer uit het ziekenhuis thuiskomt, krijgen jullie elke dag gezinshulp."
"Wat is dat?"
"Nou gewoon... een echte. Eentje die er voor heeft geleerd. Niet zoals ik, een kennis van de familie. Ik moet weer een ander baantje zien te vinden. Misschien weer op een kantoor. Zal wel lukken denk ik."
Ik moest weg. Voordat Helena thuis zou komen. Voordat mijn dikker wordende buik me zou verraden. Vrouwen merken dat direkt.
Huub had als eerste reactie op het nieuws dat ik zwanger van hem was op abortus aangedrongen. Maar hij liet het idee meteen varen toen hij begreep hoe graag ik dit kind, ons kind, halfbroertje of -zusje van Martijn, hoe zielsgraag ik dit wilde. Hij zou zorgen dat ik geld genoeg had om de hele zwangerschapsperiode door te komen. Thuis in mijn eigen flat. Geen enkel probleem. En als de tijd daar was, als Helena was overleden - het was immers een aflopende zaak - dan zouden we herenigd worden, een nieuw gezinnetje vormen. Huub, Martijn, het nieuwe kindje en ik.
Ik rijd langs het eindeloos rechte kanaal een lintdorp uit. Ik wil net gas geven als plotseling de remlichten van de auto vóór me paniekerig oplichten. Enkele auto's zijn al gestopt. Mensen komen gehaast uit hun wagens. Het verkeer uit de tegenovergestelde richting is ook tot stilstand gekomen. Er staan mensen in groepjes langs de waterkant.
Ik stap uit en ga bij de mensen staan. In het midden van het kanaal zie ik een jongeman met ontbloot bovenlichaam. Hij probeert op het dak van een snel zinkende personenauto te klimmen. Het lukt. Ik zie z'n witte onderbroek. Op het dak liggend doet hij verwoede pogingen om een van de portieren open te krijgen.
"Die klootzak binnen heeft alle deuren op slot gedaan, expres," zegt een wat oudere man die naast me staat. "Alleen dat wichtje daar is er levend uitgekomen, door een zijraampje. De moeder van dat kind probeerde er ook nog uit te komen, maar die kerel trok haar terug."
Nu pas zie ik het kletsnatte meisje, een kind van tien of twaalf, dat verderop langs de kant staat. Iemand legt net een reisdeken over haar schouders.
De auto is nu geheel onder water verdwenen. De jongeman spartelt nog wat rond, hij heeft niets om op te staan.
"Hoe moet het nou verder met dat kind?" vraagt een vrouw zich fluisterend af. "Een heel leven voor zich zonder ouders. Misschien was het beter geweest als ze ook..." Haar buurvrouw knikt begrijpend.
De jongeman zwemt weer naar de kant. Als hij op het droge staat, reikt een vrouw - waarschijnlijk z'n vriendin - z'n bundeltje kleren aan.
De oude man is met iemand anders in gesprek geraakt. "Zwaar overspannen," hoor ik hem zeggen. "Het meisje zei al dat haar vader de laatste tijd zo gek had gedaan. Al heel lang."
Twee politieauto's komen in razende vaart met zwaailichten en sirenes aanrijden. Ze stoppen abrupt. De bestuurder van de voorste wagen trekt z'n uniformjas uit, rent naar de kant en springt in het grauwe water. Afgaand op de wijzende vingers van de omstanders zwemt hij met krachtige slagen naar het midden. Hij duikt herhaaldelijk. Tevergeefs. De auto moest wel tot op de bodem gezonken zijn. Hij kan niets zien of voelen, schreeuwt hij naar z'n collega's.
De brandweer komt even later met een takelwagen en duikers. In hun zwarte glimmende pakken zwemmen de mannen als zeehonden heen en weer tot ze de auto gevonden hebben en een ketting kunnen bevestigen.
Een agent jaagt de groepjes mensen weg die te dicht bij de onheilsplek staan. "Aan de kant. Weg allemaal. Het is hier geen kermisattractie," roept hij. Mensen werpen hem een hatelijke blik toe en lopen een eindje verder. Ook daar mogen ze niet staan. Zelfs degenen die het meisje hadden opgevangen worden gesommeerd weg te gaan. De oude man is hier verontwaardigd over en begint te schelden. Een oudere politieman begrijpt de situatie. Hij neemt de taak van de agent over en spreekt op rustige, sussende toon. Er wordt overlegd met de twee vrouwen die zich over het meisje hebben ontfermd, en zij en het kind zelf worden naar een politiewagen geleid. De auto keert en rijdt terug naar het dorp.
Ik blijf niet wachten tot de auto boven water getakeld is. Ik wil niet zien hoe twee lijken uit de auto worden gehaald. Net als anderen stap ik in en rijd langzaam weg. Als verdoofd zit ik achter het stuur. De hele weg blijf ik het gezicht en de gedaante van het meisje voor me zien zoals ze daar stond tussen de twee vrouwen in. En vreemd genoeg het gezichtje van Martijn. Tot ik thuis ben.

Huub verlaat zijn huis soms al om zeven uur 's ochtends. Om naar kantoor te gaan, om zich voor te bereiden, zegt hij tegen z'n vrouw. Om zich voor te bereiden op de fusiegesprekken die later op de morgen zullen plaatsvinden. Op het werk beleeft hij moeilijke tijden.
Om twintig over zeven hoor ik hem dan mijn appartement binnenkomen. Ik heb een extra sleutel voor hem laten maken. Hij kleedt zich dan snel uit en schuift in bed. En in mij. Zijn hongerige, holle ogen vragen me. Ik heb het zo met hem te doen. Ik laat sinds ik zwanger ben alles toe. Vooruit, als hij het zo graag wil. Het kan immers toch geen kwaad meer. Bij mij stort hij zijn hart uit en z'n zaad. Alle spanningen van zijn werk en van de slepende ziekte van zijn vrouw stort hij bij me uit. Hij huilt. Ik ben de enige bij wie hij dat kan, huilen. Ik bemoeder hem. Dat heeft hij nodig. Zijn gezicht is strak als een masker. Daarachter schuilt een vertwijfeld kind. De rest van de dag slaat hij zich er grimmig en verbeten doorheen. De liefde bedrijven met hem heeft iets troostends, iets voedends bijna. Ik voed hem als een moeder. `Mannen moet je zowel van onder als van boven voeden,' zei iemand eens, een vrouw was het, ik weet niet meer wie. Tot een uur of tien blijven we in bed. Om elf uur moet hij beslist op kantoor zijn.


 

feedback van andere lezers

  • ivo
    ik volg de dames zeer mooi beschreven
  • hettie35
    Het blijft fijn volgen,
    groetjes Hettie
  • Dora
    Goed weer beschreven. Zoals het vaak gaat. Men doet en/of laat. Of niet. Zoals het gaat. Sommige beelden blijft een mens zijn leven lang zien op de vreemdste ogenblikken... Andere worden niet eens opgeslagen.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .