writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Lieg niet!

door RudolfPaul

De tweede dag na mijn aankomst op Schiphol had ik zin om in m'n eentje wat rond te lopen in de wijk. Op de plattegrond zette ik een kruisje bij de straat van mijn oom. Dan kon ik niet verdwalen.
Diep weggedoken in een winterjas van mijn neef liep ik langs saaie rijtjeshuizen en door het park, waar kale bomen afstaken tegen de grauwe hemel. Hemel? Een loodgrijs, eindeloos niets. Ik miste de tropische plantengroei en de helblauwe lucht van Queensland en Northern Territory.
Een waaierige, gure winterdag. Ik moest even alleen zijn, even uit de buurt van mijn neef, mijn regelneef die alles wel voor me wilde doen, regelnicht eigenlijk met zijn drukke, verwijfde gebaartjes. En even uit de buurt van oom Herman, een oud-beroepsmilitair en oude kankeraar.
Aan de overkant van het park stond dreigend een groot, statig gebouw: een schoolgebouw met `WILLEM DE ZWIJGER' boven de hoofdingang. De dubbele, massieve deuren stonden open. Er had net zo goed `ARBEIT MACHT FREI' kunnen staan, dacht ik. Of `ABANDON ALL HOPE YE WHO ENTER HERE' uit Dantes Inferno, dat ik onderweg in het vliegtuig had zitten lezen.
Vermoeid uitziende scholieren kwamen de poort uit. Een jongen met een ouwelijk gezicht liep in z'n eentje, een versleten schooltas onder de arm. Aan hem vroeg ik of er toevallig bij hem op school behoefte was aan een leraar Engels. Tot mijn verbazing zei hij dat dat inderdaad het geval was. Meneer Guichelaar, die na z'n hartaanval in het voorjaar voor halve dagen was komen werken, gaf nu helemaal geen les meer. Er zou gezocht moeten worden naar een nieuwe leerkracht. Andere scholieren kwamen erbij staan; ze vormden een kring om ons heen.
"U zou best even binnen kunnen vragen bij de administratie," zei een van hen. "Misschien nemen ze u zó aan."
Binnen werd ik te woord gestaan door een joviale conciërge die in een soort keukentje grapjes stond te maken met een jonge vrouw. Ze deed me denken aan Alice, mijn ex-vriendin in Darwin. De vrouw had haar tot over haar schouders. Net als Alice toen alles nog goed was tussen ons, voordat ze toetrad tot zo'n enge fundamentalistisch christelijke sekte. Toen Alice, een `born-again christian' met kortgeknipt haar en gloeiende wangen, steeds koortsachtiger over het geloof begon te praten, kreeg ik snel genoeg van haar. Ze was Alice niet meer.
De conciërge liep een eindje de gang op en klampte een ernstige, grijzende man aan, die op me toeliep en zich voorstelde. Hij was de conrector. Toen ik hem vertelde waar ik voor kwam, hield hij zijn hoofd schuin om erover na te denken. Hij voelde wel wat voor deze ietwat ongebruikelijke oplossing. Een snelle vervanging van Guichelaar, met wie het plotseling slecht ging, zou een hele procedurele rompslomp overbodig maken. Zo'n advertentie en sollicitatieprocedure kostten veel tijd en de leerlingen in de hoogste klassen hadden al een poos geen lessen van Guichelaar gehad. Hij vroeg me of ik de volgende dag terug kon komen met diploma's, getuigschriften en dergelijke. Hij zou dan na een interview en overleg met collega's snel tot een beslissing kunnen komen.
Trots als een hond met tien lullen - een uitdrukking die ik de dag tevoren mijn neef had horen gebruiken - vertelde ik thuis op mijn logeeradres dat ik kans had op een baan, om de hoek zogezegd. Ze waren laaiend enthousiast. Tot ik de naam van de school noemde.
"Willem de Zwijger!" Mijn oom schreeuwde het uit alsof hem een bajonet tussen z'n billen werd gestoken. "Willem de ... Godverdegémie! Dat is natuurlijk zo'n vreselijke gereformeerde school. Dat had je toch kunnen weten! O nee, dat had je ook niet kunnen vermoeden."
"Wat geeft dat nou," protesteerde ik. "Als ik maar een baan heb - de eerste de beste school will do. En zo dichtbij, op loopafstand."
"Kijk," zei oom Herman, "luister eens..." Op gewild bedaarde toon, alsof hij z'n vroegere manschappen toesprak, zei hij: "Stel, je ziet door het raam een kind in de vijver daarginds vallen. Ren je er dan niet heen? Spring je d'r dan niet in?"
"Retorische vraag. Natuurlijk doe ik dat. Wie niet?"
"Die klotegod van de gereformeerden of hervormden van de Willem de Zwijgerschool, die doet dat niet," brulde mijn oom verontwaardigd. "Hun God - ziet alles, kan ook alles - doet niks, helemaal niks. Laat dat kind rustig voor z'n alziende ogen verzuipen, grijpt niet in, laat onschuldige peuters waar ook ter wereld verdrinken, verhongeren, verrekken, vermoord worden. Christenmalloten zeggen dan dat dat komt omdat God de mens vrijheid gegeven heeft, of dat de ouders van zo'n kind zondig zijn geweest, of weet ik veel. Is dat niet om van te gillen? Hoe verzinnen ze het? Is het niet van de gekke dat ze in zo'n godalmachtige klootzak geloven? Je moet toch wel haast helemaal imbeciel zijn om zo'n monsterachtig opperwezen te aanbidden!"
Machteloos balde hij z'n vuisten. Ik wist dat ik duizendmaal liever oom Herman als God zou willen hebben dan die sadistische, tirannieke aartsploert uit het Oude Testament dat ik een maand geleden nog had gelezen om te begrijpen waar Alice het altijd over had.
"This is Holland, man!" zuchtte mijn neef. "Je bent nu echt terug in Nederland. Als je aan die Willem de Zwijgerschool wil lesgeven, moet je geloven in die Jezus-liep-op-water-onzin. Net als iedereen. Hier, onze buurman met z'n gereformeerde Jezus-liep-op-water-hoofd stuurt z'n kinderen naar die speciaal door het rijk gesubsidieerde Jezus-liep-op-water-school. Hij is geabonneerd op een Jezus-liep-op-water-krant, stemt op een politieke Jezus-liep-op-water-partij, gaat 's zondags met z'n soortgenoten naar de Jezus-liep-op-water-kerk om de hoek."
Oom Herman nam het van hem over. "Het platteland wordt bevolkt door die achterlijke Jezus-liep-op-water-gelovigen. Die kijken alleen maar naar de tv-programma's van de Jezus-liep-op-water-omroep, kopen boeken in speciale Jezus-liep-op-water-boekwinkels. Ongelofelijk. Jij zult van zulke dingen wel niets begrijpen. Ik begrijp er zelf niets van."
"Het christelijke geloof is net als ieder geloof een imbecielengeloof, een verneukgeloof," krijste mijn neef. "Leugens en bedrog. Al die onzin over Jezus die over het water loopt, die water in wijn kan veranderen, die naar de hemel opstijgt als een Boeing 747 Jumbo. Heilige Maria die bevrucht wordt zonder dat er een penis aan te pas komt. Hoe kunnen hele volksstammen in zulke walgelijke onzin geloven? Dan kan je ze toch net zo goed wijsmaken dat de maan uit geitekaas bestaat. Het christelijke geloof is een geitekaasgeloof, een geloof waar je demente bejaarden, imbecielen en volwassen mensen met kinderzielen mee verneukt." Met getuit mondje en nichterig falsetstemmetje zei hij zoetjes: "Straks komen jullie allemaal bij God in de hemel als jullie niet al te stout zijn geweest." Even was hij stil, alsof hij verder geen woorden had voor zoiets minderwaardigs en verachtelijks. "Jezusneukendechristusnogaantoe," riep hij uit. "Wat een walgelijke onzin."
Mijn neef en mijn oom waren uitgeraasd. Ze hadden zin in een kop koffie. Ik dacht aan mijn vader die in de jaren vijftig het verstikkende geestelijke klimaat in Nederland - de christenen hadden het toen overal voor het zeggen - ontvlucht was en naar Australië was geëmigreerd.
Ze hadden natuurlijk gelijk, mijn oom en mijn neef, maar wat kon mij dat schelen, ik wilde die baan gewoon. Ik liet me door hun getier niet van de wijs brengen. Die hervormden of gereformeerden - wat ze ook waren - van de Willem de Zwijgerschool waren vast niet zo fanatiek als die van de sekte waartoe Alice behoorde. Eerder een geïnstitutionaliseerde vorm van achterlijkheid of huichelarij zou ik er aantreffen. Als hele volksstammen dat geitekaasgeloof konden aanhangen, of net deden alsof, als de regering, de minister-president, en zelfs de koningin meededen aan zo'n onzin en bedrog, dan zou ik het ook kunnen. Als ik die baan lekker dicht bij huis maar kreeg.

De volgende dag meldde ik me bij de school in een donker pak van mijn neef met bijbehorende donkergrijze stropdas - kleding die hij alleen bij begrafenissen en crematies droeg. In de leraarskamer zaten de heren klaar voor me. Niet een paar zoals ik had gedacht, maar wel tien of twaalf. Ik liep om de tafel heen om ze allemaal een hand te geven. Grimmig zaten de mannenbroeders voor zich uit te staren toen ik eenmaal aangeschoven was. Een bijeenkomst van begrafenisondernemers. Mijn papieren had ik voor de conrector op tafel gelegd en ik wachtte bedeesd op de dingen die gebeuren zouden. Ze vroegen me naar mijn levenswandel, en naar de reden voor mijn komst naar Nederland, het land van mijn voorvaderen.
Ik vertelde, ik fantaseerde erop los. De werkelijke redenen, dat ik spuugzat was van mijn leven in Australië en dat ik mijn vriendin Alice - ex-vriendin - wilde vergeten, verzweeg ik. De vraag naar mijn geloof en naar de reden waarom ik de Willem de Zwijgerschool had gekozen, vond ik als overtuigd atheïst moeilijk te beantwoorden. Ik zei dat ik presbyteriaans was opgevoed (het vroegere geloof van Alice) en enkelen knikten tevreden. Maar ze wilden meer weten, wilden dat ik er dieper op inging. Wat betekende het geloof voor me? Over mijn diploma's - de papieren werden doorgegeven en bekeken terwijl ik praatte - waren weinig vragen, over het geloof des te meer. De stemmen van mijn oom en van mijn neef begonnen in mijn hoofd te klinken; ik wilde mijn vingers wel in mijn oren proppen.
Om het mezelf wat makkelijker te maken vroeg ik of ik over mijn geloof in het Engels mocht praten. Mijn diepste, uiterst persoonlijke gevoelens en overtuigingen kon ik onmogelijk uiten in het Nederlands, waar ik, zo kort na m'n aankomst, nog aan moest wennen. De conrector keek de tafel rond, er werd instemmend geknikt. Ik stak van wal. Vol vuur filosofeerde en oreerde ik erop los, zo overtuigend dat ik zelf bijna begon te geloven in de onzin die ik uitkraamde. Alles wat ik maandenlang van Alice had moeten aanhoren. Het was of haar geest in mij was gevaren. De smalende woorden van mijn oom en neef hoorde ik nu niet meer; ze werden verdrongen door de stem van Alice. Ik betwijfelde of alle aanwezigen de Engelse taal in voldoende mate machtig waren om me te kunnen volgen. Aan de huichelachtig strakke gezichten viel niets te bespeuren van onbegrip. Wat ik zei klonk hen als muziek in de oren, als ze woorden als `God', `Jesus Christ' en `Our Lord' maar hoorden.
Er werd op de deur geklopt. De vrouw met het lange haar, die gisteren met de conciërge stond te praten, kwam binnen en bleef geduldig met een dienblad vol koffiekopjes staan, tot ik m'n lange volzin had afgemaakt. Haar gezicht was het enige menselijke tussen al die doodgraverskoppen. Ik keek recht in de ogen van de vrouw en voelde me beschaamd. Lieg niet tegen me, ook niet in een taal die ik niet begrijp, zeiden haar ogen me. Ze was de enige die me doorhad.
Ze was net op tijd binnengekomen - door God gestuurd wellicht. Als ik nog even verder was gegaan met m'n betoog had ik mezelf misschien bekeerd tot dat waanzinnige, levensverpestende rotgeloof.
Toen de koffiejuffrouw de leraarskamer weer verlaten had, dronken de gelovigen stilletjes een kop koffie, alsof het het laatste avondmaal was. Ik verslikte me in de mijne en kreeg een hoestbui. Een van de heren, een man met de argwanende blik van een wegens paranoia afgekeurde politierechercheur, vroeg of ik de originelen van de fotokopieën kon tonen. Ik haalde ze uit mijn tas en gaf ze door. Hij bekeek ze nauwkeurig, vergeleek ze met de kopieën, en gaf toen somber knikkend zijn goedkeuring. De conrector vroeg me een sollicitatiebrief te schrijven; dat zou alles officieel maken. Dan zou ik de volgende week kunnen beginnen.
Opgelucht liep ik door de gang. Toen ik het keukentje passeerde zag ik de vrouw weer. We keken elkaar aan en er verscheen een begripvol lachje op haar gezicht. Ik sloeg mijn ogen neer, ik durfde haar niet langer aan te kijken. Op dat moment besefte ik dat ik de sollicitatiebrief niet zou schrijven, dat ik naar een andere school zou gaan uitkijken.

 

feedback van andere lezers

  • GoNo2
    Graag gelezen!
  • Dora
    Breedsprakiger dan anders...een prima Alice-loopt-op-water-verhaal met meerdere lagen die verschillend invulbaar zijn..
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .