writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

het sekslabyrint 6: Hart in ballingschap

door hannelore

HART IN BALLINGSCHAP

Toen ik bij aankomst in het opvangcentrum te weten kwam dat ze niet op me gewacht had, bleef ik alleen en ontroostbaar achter. Wat had het allemaal nog voor nut? Zij was diegene die mijn leven zin gaf, zonder haar was alles leeg en betekenisloos. Maar ik besefte maar al te goed dat ik haar deze keer voorgoed kwijt was. Wat moest ik nu doen? Terugkeren naar huis keren was geen optie dus bleef ik in het centrum. De dagen vloeiden zonder werkelijk tot me door te dringen over in weken. Niets kon me nog raken, het liet me allemaal Siberisch koud. Enkele weken na mijn terugkeer verleenden de verantwoordelijken van het opvangcentrum me toestemming om 's avonds met een vriend naar een muziekoptreden te gaan. Er werd me wel uitdrukkelijk op het hart gedrukt om op het afgesproken uur terug te keren. Zo niet kon ik niet langer van hun opvang kunnen genieten. Zelfs met deze duidelijke waarschuwing in het achterhoofd koos ik er toch voor de overeenkomst niet na te leven. De mogelijke consequenties ervan lieten me steenkoud. Ik besloot bij mijn vriend in te trekken. Heel even voelde ik me zo vrij als een vogeltje. We leefden voor de dag van vandaag zonder ons zorgen te maken over die van morgen. Het leek haast te mooi om waar te zijn op één klein detail na; Voor wat hoort wat! Dit is één van de basisprincipes die het gros van de mensen nogal eens graag lijkt te hanteren, vooral dan als het in hun voordeel pleit. Ik vond veiligheid, geborgenheid, vrijheid in ruil voor… lichamelijk contact. Was dit geen al te hoge prijs? Waarom kon ik deze zo wanhopig door mij gegeerde -heden niet thuis vinden? Weerhield het geschonden vertrouwen in mijn ouders me ervan dit alles bij hen te zoeken? Was het de knagende onzekerheid of ze al dan niet in staat zouden blijken me te beschermen? Tenslotte waren ze er die bewuste zomer in de Kempen niet in geslaagd en enkele jaren later in ons bloedeigen huis al evenmin! Het leek me dus volstrekt logisch en gerechtvaardigd dat ik mij tot andere personen richtte om me te voorzien in deze eenvoudige basisbehoeften.
Terwijl ik moedertje en vadertje in zijn appartement speelde, werden mijn ouders intussen door het opvangcentrum op de hoogte gebracht van mijn verdwijning. Dit was één van de wettelijke bepalingen die ze moesten respecteren, wilden ze binnen de lijntjes van het rechtssysteem blijven kleuren. Voor mijn familie was dit een gedroomde buitenkans om me terug naar huis te brengen. Zolang ik in het centrum verbleef konden zij wettelijk gezien immers niets ondernemen. Toen mijn vriend en ik die middag naar zijn moeders huis wandelden, werd de droomwereld waarin ik de afgelopen dagen geleefd had in één klap aan stukken geslagen. Bij het openen van de deur bevonden we ons niet oog in oog met zijn moeder maar van mijn vader. Ik maakte al aanstalten om weg te lopen maar mijn vader was me net één stapje voor deze keer. Hij greep me stevig vast en trachtte me uit alle macht in de auto te krijgen. Het leek wel een ware veldslag van trekken en sleuren enerzijds en vloeken en tieren anderzijds. "Laat me los, smeerlap! Ik haat je," vuilbekte ik aan zijn adres. Toevallige passanten bleven nieuwsgierig staan om dit niet alledaagse toneel verder gade te slaan. Uiteindelijk slaagde hij er dan toch in om me op de achterbank te installeren en vertrokken we huiswaarts, althans dat dacht ik toch. De eindbestemming van de rit was echter niet mijn vertrouwde woonplaats maar de kinderpsychiatrie van Gasthuisberg in Leuven. Briesende was ik, als een bezetene brachten ze me binnen op de afdeling. Hoe haalden ze het in hun hoofd me op te sluiten in dit 15de eeuwse dolhuis, deze container van de laatste hoop waarin de maatschappij haar verschoppelingen veilig uit het zicht opborg en de vrijheid van haar bewoners ernstig ingeperkt werd tot het op en neer wandelen van de gang, van de ene gesloten deur naar de andere? Razend was ik, onaanspreekbaar! Wekenlang weigerde ik pertinent elk bezoek. Tot me na menig gesprek met de kinderpsychiater duidelijk werd dat ik mijn vrijheid enkel en alleen zou weerkrijgen indien ik mijn volledige, onvoorwaardelijke medewerking aan de therapie verleende. En dat behelsde ondermeer de bereidwilligheid tot gezinsgesprekken. Op dat punt in mijn leven was ik tot alles bereid om mijn vrijheid terug te krijgen, niets was me teveel gevraagd zelfs niet mijn ogenschijnlijke medewerking. Enkel mijn geheime kamertje hield ik voor iedereen verborgen. Dat was van mij, daar mocht niemand binnenkomen.
Toen ik later in verwerkingsproces met mijn ouders over deze periode van mijn jeugd sprak, bleek dat de kinderpsychiater mijn vader ervan verdacht een incestueuze relatie te onderhouden met mij. Zo ongelooflijk dicht bevond ze zich bij de ware toedracht en terzelfder tijd zo mijlenver er vanaf. Ik maakte het haar dan ook niet echt gemakkelijk. Uit goede gewoonte repte ik immers met geen woord over wat er in het verleden tussen mij en mijn neef gebeurd was. Wie zou me immers geloven? Door mijn stilzwijgen legde ik wel een zeer zware hypotheek op mijn toekomst.
Eindelijk kwam dan de dag waar ik zolang naartoe had geleefd. Ik mocht naar huis voor het weekend. Het nakende weerzien met mijn familie was echter niet mijn voornaamste drijfveer. Ik wou vooral weg van deze plek met zijn strenge regels en strakke structuur, weg van de plichten zonder rechten. Die zaterdagavond gaven mijn ouders me toestemming om naar een fuif te gaan. Ze vertrouwden op mijn goede wil en mijn gezond verstand en wilden me bovenal een nieuwe start gunnen. Ze wisten niet beter dan dat ik veranderd was gezien de gezinsgesprekken bij de psychiater zo vlot verliepen. Wisten zij veel dat ik een rookgordijn ophing met als enige doel zo snel mogelijk uit het ziekenhuis weg te geraken. Die avond was het veel te leuk. Het deed me deugd om eindelijk nog eens in gezelschap van vrienden te vertoeven. Het viel me dan ook ongelooflijk zwaar om op het afgesproken uur terug naar huis te gaan. Als vanouds herviel ik in mijn rebelse gedrag en bleef ik doorfuiven. Toen mijn vader me kwam zoeken, was er geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om me braafjes gewonnen te geven. Aangezien hij met de auto gekomen was en ik per fiets daar was, koste het me hoegenaamd geen moeite om hem ergens halverwege af te schudden. Ik draaide een eenrichtingsstraatje in en keerde linea recta terug naar de fuif. Daar aangekomen spoorde ik mijn vrienden aan naar een volgend adres te trekken zodat mijn vader me niet zou vinden als ook hij terugkeerde om me te zoeken. Ik ging door tot in de vroege uurtjes, totdat de laatste van mijn vrienden naar huis keerde en ik alleen overbleef.
De draagwijdte van wat ik gedaan had, sijpelde met mondjesmaat bij me binnen. Daar stond ik dan, volledig leeg vanbinnen, moederziel alleen te midden van een bende lachende en pleziermakende feestneuzen. Naar huis gaan durfde ik echt niet. Ik besefte maar al te goed dat ik het nog maar eens verbrod had, de zoveelste vergissing op rij die ik kon toevoegen aan mijn reeds eindeloos lange palmares. Plotseling was het allemaal niet zo leuk meer. Het wenen stond me nader dan het lachen. Waarom kon ik niet als elke doodnormale tiener genoegen nemen met de vrijheid die me gegeven werd? Waarom moest ik voortdurend tegen schenen schoppen? Ik voelde me hondsmisselijk. Na het vertrek van mijn vrienden had de barman me royaal voorzien van drankjes. De eigenlijke drijfveren achter deze gulheid zou ik al snel genoeg aan de levende lijve mogen ervaren. Vermoeidheid en de enorme hoeveelheid alcohol vormden een gevaarlijke cocktail voor mij en dit begon onverbiddelijk zijn tol te eisen. De op mijn netvlies geprojecteerde beelden dansten ongecontroleerd heen en weer. Met wankele benen strompelde ik de richting van het damestoilet uit. Op dit moment had hij klaarblijkelijk gewacht. Achteloos en schijnbaar ongeïnteresseerd volgde hij me tot aan de ingang. "Gaat 't wel?" Met een vragende blik in de ogen hield hij me staande. "Voel me niet zo goed", bazelde ik verdwaasd voor me uit. "Moet eventjes naar de wc." "Kan ik je helpen," informeerde hij vol medeleven toen ik toch enigszins opgelucht weer naar buitenkwam. "Misschien kunnen we even een fris luchtje scheppen?" Dankbaar aanvaarde ik zijn voorstel. Ik voelde me stilaan rustiger worden, begon me opnieuw een beetje in veiligheid te wanen. Ik had immers iemand gevonden die zich over me wilde ontfermen en zich mijn lot aantrok. Dat zijn vriendelijkheid niet werd ingegeven door pure menslievendheid kwam op dat ogenblik in de verste verten niet bij me op maar werd me al snel genoeg pijnlijk duidelijk.
De frisse lucht van het prille ochtendgloren bezorgde me niet het ontnuchterende effect waarop ik zo vurig gehoopt had maar wel de finale genadeslag. Totaal van de kaart legden de barman en zijn partner in crime me neer op de achterbank van hun auto. "We zullen even naar een rustiger plekje gaan," susten ze me toen ik onrustig kreunde bij het aanslaan van de motor. "Daar kan je rustig weer op je positieven komen, hier is te veel lawaai." Het kon me allemaal vierkant gestolen worden. Ik voelde een bodemloos verlangen naar rust, complete rust. Ik wou van de wereld niet meer weten, wou niets meer voelen, wou geen tekst en uitleg meer hoeven te verschaffen, geen verantwoordelijkheden meer… Ach, kon dit moment maar een eeuwigheid duren, zachtjes wiegend op de achterbank van de wagen omhuld door de zaligmakende, afvlakkende roes van een overdosis aan alcohol.
Mijn geluk bleek slechts van zeer korte duur. Volledig van de kaart was ik en bovenal totaal niet voorbereid op wat me nog te wachten stond. Na een ritje van een tiental minuutjes parkeerde de bestuurder zijn wagen langs een verlaten landweg en voor ik goed en wel besefte wat er met me gebeurde, lag de barman hijgend en steunend bovenop me. Veel herinnerde ik me niet meer van het hele gebeuren enkel de immense schaamte toen ik mijn slipje weer aantrok. Wat was er juist gebeurd? Hoe ver was hij gegaan? Alles was zo vaag, ik kon het me met de beste wil van de wereld niet herinneren. Koortsachtig trachtte ik me toch iets voor de geest te halen maar verder dan enkele verwarde, onsamenhangende beelden raakte ik niet. Mijn veilige kamertje in combinatie met de alcohol hadden een verwoestende aanslag gepleegd op mijn geheugen. Na afloop van hun gezellige onderonsje dropten ze me aan het treinstation. De weg terug naar huis was een lange, koude en vooral zeer eenzame weg, vol vertwijfeling en wanhoop. Er stond me zonder twijfel een fikse uitbrander te wachten. Voor de zoveelste maal op rij had ik het vertrouwen van mijn ouders geschonden. Hetgeen me die nacht overkomen was, was niet meer of niet minder dan mijn eigen verdiende loon. Eigen schuld, dikke bult! Ik voelde me mislukt, een nietsnut eerste klas. Thuis aangekomen zonk de moed me mijlenver in de schoenen van zodra ik op de deurbel duwde. Hier was geen ontsnappen meer aan, ik moest erdoor. Als ik nu niet naar huis terugkeerde zou de situatie immers alleen maar verergeren.
De deur ging open en in de opening verschenen de vermoeide, ongeruste maar ook enigszins boze gezichten van mijn ouders. Snel loodsten ze me mee naar de keuken waar mijn moeder een kop warme chocolademelk klaarmaakte voor me. Met horten en stoten deed ik snikkend mijn verhaal. Mijn uitleg klonk hen waarschijnlijk niet erg geloofwaardig in de oren. Hun reacties lieten alleszins niets aan de verbeelding over, het stond overduidelijk op hun gezichten te lezen dat ze zich ernstige bedenkingen maakten bij het waarheidsgehalte van wat ik hen verteld had. De steeds weerkerende vragen en de door hen gemaakte veronderstellingen lieten me duidelijk aanvoelen dat ze mijn verhaal sterk in twijfel trokken. Hoe kon dat dan ook anders als ik zelf niet het flauwste benul had van wat er met me gebeurd was? Ik voelde me verraden en in de steek gelaten door het lot. Dit was een situatie die ik enkele jaren eerder bewust opzocht in de hoop zo uiting te kunnen geven aan mijn innerlijke pijn maar nu 'le moment suprême' eindelijk aangebroken was, werd ik niet geloofd.
De rest van die nacht mocht ik naast mijn moeder in bed slapen. Mijn vader had plaats geruimd voor mij, zijn opstandige, immer voor problemen zorgende tienerdochter. Hechtte hij dan toch enig geloof aan mijn verhaal, hoe verward het hem ook mocht toeschijnen? Of was het de nimmer aflatende moederliefde die me dit bevoorrechte plaatsje had bezorgd? Die nacht viel ik in foetushouding, dicht tegen haar aan wenend in slaap.

De liefde van een moeder voor haar kind,
onvoorwaardelijk, zonder eisen te stellen
Puur en rein als de eerste dauwdruppels
glinsterend in het ochtendgloren
Als klaterend bronwater opborrelend uit het diepste van haar hart
Een onuitputtelijk vertrouwen ontsproten
uit het maandenlange één zijn
Schitterend en fonkelend, als de laatste talmende herfstzonnestralen
weerkaatst in het web van een overijverige spin
Het nimmer aflatende geloof dat
uiteindelijk alles vroeg of laat weer in de plooi zal vallen
De liefde van een moeder voor haar kind
Die eerste band,
met zorg gevormd en geboetseerd tot een groter geheel,
omvangrijk en ongrijpbaar voor buitenstaanders
Allesomvattend, oneindig dankbaar
voor elke minuscule liefdesbetuiging
De liefde van een moeder en haar kind
Een eeuwig verbond, een universum groot
Een liefde zo vanzelfsprekend, maar toch zo uniek en speciaal
De liefde van een moeder voor haar kind…
De volgende ochtend werd in allerijl een bezoek aan de vrouwenarts gepland. Zondag is rustdag. Logisch dus dat onze keuze beperkt werd tot de gynaecoloog van dienst. Het bleek een grijzende man te zijn die de pensioenleeftijd al in een recordtempo naderde. Nadat me aan een grondig onderzoek onderworpen te hebben, wendde hij zich vriendelijk tot mijn moeder; "Zou ik uw dochter even alleen kunnen spreken?" Nadat ze zijn kabinet verlaten had, veranderde zijn uitstraling ogenblikkelijk. De tot dan toe vriendelijk ogende arts wendde zich nu met strenge blik tot mij; "Zo jongedame, vertel me nu maar eens de waarheid. Je bent niet echt verkracht, hé! Je hebt een nachtje doorgebracht met je vriend en bent nu bang voor de gevolgen". Wat een klap in mijn gezicht! Met een voorschrift voor de morning-afterpil in mijn jaszak en mijn veilige kamertje binnen handbereik stond ik na amper één uur alweer buiten. Een illusie armer en een overtuiging rijker; Nooit zou ik me nog door welke mannelijke hulpverlener dan ook laten behandelen!
Een belofte die ik vijftien jaar later noodgedwongen moest verbreken. Ik was enkele maanden zwanger van ons eerste kindje en had naar goede gewoonte een vrouwelijke dokter uitgekozen. Toen ik me naar aanleiding van een hevige bloeding in het ziekenhuis aanmeldde voor een tussentijdse controle vernam ik echter dat mijn behandelende arts in verlof was. "Voor dringende gevallen kan u altijd terecht bij haar collega. Een degelijke man met veel ervaring", verzekerde de receptioniste me. Een man?! De herinneringen aan mijn eerste en tevens ook laatste ontmoeting met een mannelijke vrouwendokter lieten me het angstzweet uitbreken. Uiteindelijk haalde de bezorgdheid om ons ongeboren kindje toch de bovenhand op het vage, misselijkmakende voorgevoel dat ik in me voelde opwellen en schoof ik mijn negatieve vooroordelen opzij. Spijtig genoeg kreeg ik ook deze keer te maken met een tot de oude garde behorende gynaecoloog, die het totaal overbodig vond rekening te houden met mijn gevoelens. Die dag had hij een student geneeskunde onder zijn hoede en hij vond het dus als vanzelfsprekend dat deze bij het onderzoek aanwezig was. Terwijl ik daar halfnaakt, de benen wijd gespreid voor hen lag, hoorde ik hem het groentje inwijden in de geheime wereld van het vrouwelijke lichaam. Ik kan er volkomen inkomen dat een degelijke opleiding van precair belang is en dat levende studieobjecten hierbij van onschatbare waarde zijn maar mijn lichaam hiertoe lenen, dat was een te revolutionaire gedachte. Diep beschaamd en nog steeds niet gerustgesteld gleed ik na het beëindigen van het onderzoek de onderzoekstafel af. Terwijl ik me achter het gordijntje fatsoeneerde, hoorde ik de arts bondig verslag uitbrengen bij mijn man. Mij daarentegen liet hij compleet in het ongewisse. Voor de zoveelste keer voelde ik zowel lichamelijk als geestelijk gebrutaliseerd door een lid van het mannelijke geslacht. Een ervaring die me enkel meer sterkte in de overtuiging onder geen enkel beding nog mannelijke hulpverleners toe te laten in mijn leven.
Zondagavond bracht mijn moeder me zoals afgesproken terug naar de leefgroep van het ziekenhuis. Ik zag er torenhoog tegenop om weer te keren naar deze vreselijke plek waar ieder sprankje persoonlijk geluk genadeloos in de kiem gesmoord werd ten voordele van de leefgroep. "Ga niet weg, blijf bij mij! Ik wil hier niet alleen zijn", smeekte ik haar huilend. Ik had haar nodig, nu meer dan ooit. Maar ze liep de deur uit en ging weg zonder één enkele keer om te kijken. Overmand door wanhoop bleef ik alleen achter in mijn troosteloze eenpersoonskamertje, dat meer weg had van een gevangeniscel dan van een tienerkamer. Achter me viel de loodzware veiligheidsdeur, die alleen van buitenaf gesloten kon worden en een piepkleine spiongaatje bezat waarlangs de bewakers ons in de gaten konden houden, in het slot. Wanhopig drukte ik mijn met tranen doorweekte gezicht zolang tegen het raam tot niet meer van haar overbleef dan een kleine, zwarte stip. Op die manier trachtte ik het gevoel van geborgenheid dat ik de afgelopen nacht langs haar in bed ervaren had zo lang mogelijk vasthouden. Ellendig voelde ik me, verlaten en onbegrepen. Viel het haar te zwaar me te zien huilen? Wist ze niet goed hoe me te troosten? Mocht ze niet blijven van mijn begeleiders? Of geloofde ze geen sikkepit van mijn verhaal en werd het haar allemaal te veel?
Hoe dan ook werd dit een duidelijk breekpunt in mijn leven. Teleurgesteld nam ik me voor me nooit nog zo ellendig en belabberd te voelen. Dit zou de allerlaatste keer geweest zijn dat ik me nog emotioneel afhankelijk zou opstellen tegenover anderen. Ik trok een torenhoge muur op om me heen. Het ziekenhuis met zijn strikte leefregels en zijn alom tegenwoordige controles was ik hartsgrondig beu. Ik weigerde nog langer in hun gareel te lopen, ik wou weer vrij zijn. Die dag hadden we een vrije namiddag in de stad. Zonder begeleiding naar het stadscentrum gaan was een privilege dat niet zomaar aan de eerste de beste toegekend werd maar verdiend moest worden door goed gedrag en medewerking. Voor mij was het bovenal de geknipte gelegenheid om er vanonder te muizen. Na afloop besloot ik niet met de rest van de groep braafjes terug te keren. Wanneer de groepsverantwoordelijken bij terugkeer van de anderen mijn verdwijning opmerkten, schakelden ze onmiddellijk de politie in. Deze kwam me uiteraard zonder al te veel moeite op het spoor. Me uit mijn stamcafé, een ruig rockcafé halen en me terugbrengen naar de ziekenhuisafdeling was daarentegen een ander paar mouwen. Ik ging tekeer als een ware furie. "Laat me gerust, godverdomme. Blijf met uw poten van mijn lijf! Ik ga nu rustig naar buiten en durft me niet achterna te komen hé", brieste ik woedend ondertussen wild om me heen slaand. Ik was door het dolle heen, wilde voor geen geld ter wereld opnieuw opgesloten worden. Om verdere opschudding en tumult te vermijden lieten de zilverknoopjes me verder ongemoeid.
Een halfuurtje later durfde ik het tenslotte aan om terug te keren naar mijn stamkroeg. De knoopjes hadden ondertussen definitief de aftocht geblazen. "Zo, die heb ik dan toch maar mooi kunnen afschudden." De euforische stemming waarin ik verkeerde, bleek echter slechts van korte duur. Algauw bevond ik me voor een nieuw obstakel. Ik had dan wel mijn gedwongen terugkeer naar het ziekenhuis kunnen vermijden maar waar moest ik nu de nacht doorbrengen. "Als je wil kan je wel bij mij pitten." Alsof hij de tweestrijd op mijn gezicht had kunnen aflezen, bood één van de stamgasten me grootmoedig onderdak aan. "Oh, dank je. Graag", repliceerde ik dankbaar. Gretig en zonder ook maar de minste aarzeling ging ik in op zijn uitnodiging. Een warm bed voor de nacht licht tenslotte niet zomaar voor het rapen. Wat was ik toch een goedgelovige ziel! Een dertigjarige man die een veertienjarig meisje geheel onbaatzuchtig uit de nood helpt? Geloofde ik nu werkelijk nog in Sinterklaas?! Het was een ongelijke machtsstrijd, waarvan de uitkomst al lang van tevoren vast lag.
In de late avond vergezelde ik mijn gastheer naar zijn kamer. Hoewel de man in kwestie al de dertig gepasseerd was, verbleef hij toch nog steeds op een studentenkot. Het zou me een worst wezen! Een paleis of een studentenkamer, ik had een bed voor de nacht gevonden en dat was al wat telde. De volgende dag zou ik terug naar mijn vriend gaan en de draad van mijn leven weer hervatten daar waar mijn vader hem zo abrupt had afgebroken toen hij me had weggekaapt. Met deze geruststellende gedachte sloot ik vermoeid de ogen en liet ik me toe weg te zinken in een diepe droomloze slaap waaruit ik even later brutaal uit wakkerschrok. De matras waarop ik lag, werd dieper en dieper ingedrukt waardoor ik haast naar het midden ervan dreigde te rollen. Als een klein, bang vogeltje was ik helemaal ineengedoken aan één kant van het bed gekropen. Dat waar ik onbewust voor gevreesd had, bleek nu bewaarheid te worden. Ik voelde zijn hijgende, kleverige ademhaling in mijn haar en was me maar al te zeer bewust van de hand die zonder enige poespas recht op zijn doel afstevende, zijnde het warme plekje tussen mijn onvolwassen dijen. Zijn ruwe, onverzorgde baard schuurde langs de tere huid van mijn nog kinderlijke gezicht, er een rood spoor van irritatie op achterlatend. Mijn jonge vrouwenlijf verkrampte tot in haar allerkleinste vezel wetende wat onvermijdelijk volgen zou. Ik was opnieuw het negenjarige meisje van weleer. Innerlijk huilend van angst en afschuw verschool ik me dieper en dieper in mezelf en liet ik zonder enige vorm van protest alles maar over me heengaan. Toen hij uiteindelijk na afloop voldaan bij me wegrolde, vermande ik me opnieuw en borg ik het kleine meisje veilig op in mijn kamertje. Voortaan zou het kind in mij nooit nog gekwetst kunnen worden.
Besefte deze Goliath wat er zich in mijn hoofd afspeelde toen hij zich zo schaamteloos het gebruiksrecht van mijn lichaam toe-eigende? Was hij de angst en de wanhoop die zo verwoestend in mijn lichaam huishielden ook gewaar? Merkte hij dan niet dat ik verstijfd was van angst? Dacht hij werkelijk dat ik dit wou? Of was dit nu juist wat hem die ongelooflijke kick bezorgde? Maakte deze ervaring het me op latere leeftijd nog steeds onmogelijk om één bed met mijn man te delen? Of is het de herinnering aan mijn neef, me op de rand van mijn bed influisterend nooit ons geheim door te vertellen? Beide ervaringen verschaften zonder twijfel de ideale voedingsbodem voor mijn slaapproblemen.
Bij het ontwaken de volgende ochtend werd ik door mijn eerst zo joviale gastheer kordaat aan de deur gezet. Met een mijn maag die haast tegen mijn ribben plakte van de honger -het was immers al van de vorige middag geleden dat ik nog een fatsoenlijke maaltijd achter de kiezen had gehad- haastte ik me uit de voeten. Het leed geen twijfel dat de politie haar zoekacties ondertussen al volop hervat zouden hebben. Indien ik te lang in de buurt bleef rondhangen zou het dan ook niet al te lang duren eer ze me weer op het spoor zouden komen en terug naar het ziekenhuis zouden sturen. Als een opgejaagd dier haastte ik me liftend op weg naar mijn vriend. Pas toen ik terplekke aankwam, gunde ik mezelf een beetje rust en stond ik mezelf toe opgelucht adem te halen. Langzaamaan werd ik gewaar dat mijn lichaam zijn normale functies opnieuw begon op te nemen. Het knagende hongergevoel barstte opnieuw in alle hevigheid los en sloeg al snel om in een misselijkmakende golf. Ik voelde me loodzwaar worden. De intense vermoeidheid van de lange, afmattende dag langs op- en afritten van autosnelwegen, het knagende hongergevoel en de emotionele kater van de nacht voordien eisten nu onverbiddelijk hun tol. Maar ondanks alles overheerste toch slechts één gevoel; ik waande me in veiligheid. Ik was op weg naar mijn vriend en we zouden opnieuw de draad kunnen oppikken waar we hem noodgedwongen hadden moeten achterlaten. Niets bleek echter minder waar te zijn! Toen ik zijn straat indraaide stond de politie me al op te wachten. Dit was dan het einde, terminus! Ik was in de val gelopen. Nog een allerlaatste wanhopig vluchtpoging ondernam ik. Het mocht niet baten, mijn lichaam was te zeer verzwakt door de spanningen van de afgelopen dagen. Als snel vatten ze me bij de lurven gevat en namen ze me mee in de combi richting justitiepaleis. Gezien het late uur besloten ze me pas de daaropvolgende dag naar mijn thuisregio over te brengen en moest ik noodgedwongen in de kelders van vrouwe Justitia's woning de nacht doorbrengen. Als een zware topcrimineel werd ik gefouilleerd. Schoenveters, sierraden, uurwerk en broeksriem werden onverbiddelijk in beslag genomen. Daar stond ik dan een bange, ontspoorde tiener in een geïmproviseerd slaapkamertje dat regelrecht uit één of andere goedkope spaghettiwestern overgenomen leek te zijn. Mijn cel -ze besloeg ongeveer de oppervlakte van een ouderwets, begin twintigste eeuw WC huisje- had een deur van traliewerk en een cipier op het einde van de gang. Aan de muur was een plastieken plank bevestigd, die dienst moest doen als bed. Vanwege mijn jeugdige leeftijd kreeg ik het privilege van een deken om onder te slapen en een warme kop chocolademelk met een basisontbijtje bij het ontwaken, toebedeeld. Dat was alleszins wat al meer dan ik daags tevoren had kunnen bemachtigen. Na het verorberen van mijn ontbijt werd ik in een anonieme politiewagen overgebracht naar de jeugdrechtbank van mijn woonplaats. Het verdere verloop lag nu niet meer in mijn handen noch in mijn ouders' handen. De lange, zwarte toga's beschikten nu over het absolute beslissingsrecht van mijn toekomst. Met mijn assortiment aan escapades en het veelvuldige schenen schoppen had ik hen 'carte blanche' gegeven. "Onmiddellijke terugkeer naar de jeugdpsychiatrie en onder verplicht toezicht van de jeugdrechtbank tot achttien jaar", luidde het onverbiddelijke verdict van de jeugdrechter die me met afgestreken gezicht aankeek. Ik zat erbij en ik keek ernaar.

 

feedback van andere lezers

  • arwenn
    Heftig...

    X
    hannelore: dat was het ook.
  • Wee
    Misschien bedoel je het niet zo, maar een 'bende freaks'? Mensen met een eetstoornis zijn ziek, niet gek.
    (Jammer dat stempeltjes zo gauw gedrukt worden.)
    x
    hannelore: je hebt gelijk. dit was eigenlijk vooral bedoeld hoe anderen ons zagen. IK behoorde immers zelf tot die 'freaks'. zal t zeker aanpassen
  • koyaanisqatsi
    Bijna griezelig om vast te stellen hoe steeds weer hetzelfde patroon verschijnt in de levens van mensen die hetzelfde hebben meegemaakt of meemaken. Ik zeg wel bewust "mensen' omdat ook heel wat jongens het slachtoffer van zo'n daden worden. Alleen, daar ligt blijkbaar nog een groter taboe op... Hoe dan ook, sterk en zeer moedig onder woorden gebracht. Ik probeer verder te volgen al kost het me wel wat meer tijd dan de rest vh lezerskorps.
    hannelore: idd, bij iedereen lijkt dit zich steeds weer volgens éénzelfde patroon te herhalen. Ik ben me er zeer bewust van dat er spijtig genoeg een nog groter taboe rust op hetgeen mannelijke lotgenoten hebben meegemaakt. Ik kan slechts hopen dat door almaar meer aandacht op deze wandaden te vestigen de taboes stilaan zullen worden opgeheven en de 'survivors' eindelijk zonder vrees of schaamte uit de schaduw zullen durven treden. Vooraleer het zo ver zal zijn, is er echter nog verschrikkelijk veel werk aan de winkel. Ik apprecieer het enorm dat je tijd vrij maakt om me te blijven volgen. Dankjewel.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .