Volg ons op facebook
|
< terug
Een nieuw huis (2)
Ook met de vroedmeestersoort leek het gedaan totdat ze in dozen met gaten werden gezet (of zoals Voornaam deed weten: totdat ik het emigratiebesluit nam), een rit van een paar uur maakten en hier waren uitgezet. Eerste dagen waren stressdagen, vreemd territoir, gewankel in het rond, niets eten, andere routines ontwikkelen, maar al snel merkten Hooghart en Dokter Chic dat het, hoewel erg aan kant en gereguleerd, een omgeving met mogelijkheden was. Toch was het nog maanden wennen geweest. Eerst afkicken, dan hechten. Het eten, mug en wurm, was goed en voedzaam, maar minder vigoureus dan in het thuisland. 'Dat komt door de weinig convenabele kwaliteit van onze niche,' had Dr. Chic gezegd, en de anderen zeiden het hem na. Ondanks dat ze hier lijfelijk beter af waren, had zich een unheimische somberte van de meestersfamilie meester gemaakt. Allen accepteerden dat ze, in tegenstelling tot hun kwijnende soortgenoten in het Zuiden, hoog in het Noorden woonden. Maar wat minder makkelijk te verteren was, was het ontbreken van de ruderale, schuilrijke ruigte van kerkhof, ruïne, groef met het bijbehorende gunstige microklimaat. Ze woonden hier, om zo te zeggen, in een mooi huis, maar wel erg steriel. Voor de vorm waren er in een uithoek van de tuin wat bakstenen schots en scheef tegen elkaar gezet, maar het stelde niet veel voor. Het was of de vrijwilligers zich schaamden voor dit onnette uithoekje in een verder opgeruimde tuin.
Dat alles leidde tot de eis die Oxio vorig jaar bondig formuleerde: minder harken, meer anarchie. Meer zon of zonnewarmte, wilde het volk, desnoods met technische hulpmiddelen, meer graften, meer associatie van krijt- en krijtverweringsgronden, meer pioniersmilieus, wat hellingen, een ongebruikte kalkoven, verder een oud, groot, mag roestig en halfvergaan voorwerp zoals een olietank of een autowrak en tot slot minder bezoekers in de siertuin.
Dat was dan Voornaams belofte van vorig jaar: een deugdelijke levensruim. Een heel project kortom en het was hem dan ook allemaal snel ontschoten.
Voornaam had altijd volgehouden dat hij in hun nieuwe land een dikke, leidinggevende vinger in de pap had. De anderen hadden het best gevonden, want zij allen waren luie donders, niet alleen Voornaam. Hij heeft er een beetje de schurft over in dat hij nu in het openbaar op zijn leidinggevende pretenties wordt aangesproken. Het is niet dat hij het er inhoudelijk niet mee eens is, het ís een koude boel hier, maar hij houdt niet van gedoe. Het liefst heeft hij weinig politieke maar veel persoonlijke macht en geen echte functie. Hij is een weinig doortastende bestuurder en noemt zichzelf liever keizer of president, maar principaal of preses mag ook.
Vandaar dat Voornaam de status quo begint te verdedigen en de vermeende voordelen daarvan opsomt: de stinsenplanten, het semirommelige uithoekje, de overvloed aan wormpjes en mugjes, maar het zijn vooral voordelen voor anderen en minder voor vroedmeesters. Ok, het is geen onzin en daarom heeft de familie dit lang gepikt, maar genoeg is genoeg en nu ligt de belofte van vorig jaar levensgroot in hun midden.
Nadat Voornaam, soms zo'n beetje ondersteund door z'n vrinden, het goede van de huidige situatie een aantal malen heeft opgesomd en daarmee denkt de situatie te hebben geklaard om vervolgens snel tot de rondvraag over te gaan, wordt hij wat narrig van het aanhoudend verzet van Oxio, Dikdoe en, met name, Drosje. De gebruikelijke glijdende fantasieën die hem overvallen als hij haar ziet of aan haar denkt, zijn tot onder het nulpunt gezakt en hij begeert haar alleen nog met zijn verstand ('blijft een lekker wijf'). De vergadering die normaliter in z'n geheel een hamerslag is, rekt zich tot ongewone proportie en de sfeer wordt hoe langer hoe schreeuweriger. Het fluit en klungelt dat het een aard heeft. Zozeer dat zelfs het nu rap naderende en met elke meter luider donderende geraas (Groink! Bagger! Splatsj!) de meeste padden ontgaat omdat het vergaderingsrumoer en de geluiden uit de omgeving steeds meer tot één kaka- en kakofonie verworden waarin veel decibel en klank maar weinig concept te ontwaren valt.
Voor de jongeren is er in deze streek weinig te doen. Het jeugdhonk en een zuipkeet zijn wegens aanhoudende overlast gesloten. Op vrijdag- en zaterdagavond is in een klein gehucht een boerendancezaal open tot 02.00 uur. Tegen deze tijd hebben ze de wereld in hun hand. Dan zwermt de nu dronken en daarom doordrinkende meute hormoonbarbalen alle kanten op, min of meer huiswaarts, maar met de nodige omwegen. Een groepje komt door het dorp waar de vroedmeesters duurzaam in hun linkse hobby wonen. Maar cultuur en milieu zijn voor watjes. De jeugd heeft er zijn bekomst van en zin er eens flink de beuk in te zetten.
Als aan de rand van de siertuin een groepje een klein door een locale kunstenaar kunstig gemetseld muurtje begint te slopen en het kabaal zich nu onmiskenbaar opdringt, krijgen de meesters eindelijk door dat dit niet hun eigen gelui en geloei is, maar een overval, een aanval, een orkaan van destructie en vluchten zij alle kanten op. Voor velen is het te laat, vooral voor hen die zich alsnog waardig en arrogant, Bompje Bompje Bompje, uit de poten wouden maken, terwijl nu toch echt de ultieme sprong de voorkeur verdient, waarbij het de vraag is of zelfs dat zou helpen gezien hun rare afzet, hun lompe vlucht, het onhandige landen.
De jeugd raast over het territorium waarbij geen steen overeind blijft, geen plaquette niet uitgerukt, geen beeld niet verbrijzeld, geen beestje niet vertrapt. Elke pad op het pad wordt met een flinke uithaal weggepunterd. Het vroedmeestersland al snel bezaaid met afgescheurde meestersdelen tussen stukgekegelde bierwijntjewodkaflessen.
Als het recht van de sterksten overgetrokken is, treedt een doodstilte de tuin in. Een zachtfluisterend windje zet een kalmerende suis in de wilgen. De resterende Vroedmeesters verroeren zich die nacht niet. Bij het eerste ochtendgloren schuifelt dat deel van de meestersfamilie dat het overleefde naar wat eens de vergaderzaal was.
Voornaam heeft het terrein bij het eerste ochtendlicht aan een eerste inspectie onderworpen. Al wat hij ziet is ruig, geslagen, getormenteerd land. En hij ziet dat het goed is. Een recht Limburger compositie concludeert hij verheugd en ziet zijn onvoorziene kans schoon om recht te praten wat krom is. Al bij de inspectie was het hele gewicht van zijn voorname wezen terugkomen. Bompje Bompje Bompje hijst hij zich op een steen en zingt zijn klokgelui over de chaos die hun nieuwe oase is. Als de resten van het volk, waarin Oxio en Dr. Chic ontbreken, maar hij Hooghart en Dikdoe bebloed en verfrommeld ontwaart, om hem heen staan, kweelt Voornaam zijn hoogstpersoonlijke noot: niets voor niets, je moet er wat voor over hebben, offer, straf, reiniging, opstanding! Dan heb je ook wat. De stem van ons Vroedmeesters is gehoord. Wij vroegen en wij kregen een up to date habitat, geheel toegesneden op onze wensen. Voornaam gaat het verfomfaaide hoopje voor over het herstelde territorium en zijn toch al gezwollen gemoed en geslacht gloeien hoger op als hij merkt dat Drosje hem steels blikken toewerpt.
feedback van andere lezers- Wee
Ademloos gelezen.
x nemo: en dan weer inademen...dank je
|