writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

De ondergaande zon.

door Saar

"Als je nu niet opstaat, kieper ik je met matras en al buiten!" Ik sta onderaan de trap van ons huisje, en kijk naar de deur van onze slaapkamer. Daar slaap je, de laatste chemokuur heeft zoveel van je geëist… Maar nu slaap je toch wel erg lang, het is al middag. "Kom je, ik bak omeletten."roep ik weer naar de deur. Ik hoor wat vaag gemompel, en loop dan lachend terug naar de keuken. Het is alweer 1,5 week geleden dat je het ziekenhuis mocht verlaten, en je begint er terug bovenop te komen. Diep in mij zit nog steeds die angst, de angst om je te verliezen. Die zit er al sinds ik voor de eerste keer hoorde dat je kanker had, en hij is nooit meer weggegaan. In gedachten verzonken sta ik voor het fornuis, waardoor ik niet merk dat je de keuken in komt gesloft. Pas als ik je armen rond mij voel, schrik ik op uit mijn gedachten. "Goedemorgen."fluister je in mijn oor. "Goedemiddag."glimlach ik terug. Met een vermoeid gezicht ga je aan tafel zitten, ik kijk bezorgd naar elke beweging die je maakt. "Nou, waar blijft die omelet?"vraag je lachend, en je tikt even op tafel. "Aha, meneer heeft geen geduld meer? Hier is je eten al hoor, zorg maar dat je alles opeet dan wordt je groot en sterk!" Als ik naast je sta omhels je me zo onverwacht, dat ik even schrik van je aanraking. Je houdt me stevig vast, ik voel de spanning in je spieren. Je trilt helemaal, en ik wrijf liefkozend door je gemillimeterd haar. Zo hou je me minutenlang vast, je lijkt je vast te klampen aan mij. "Rustig maar. Ik zal je nooit verlaten, dat heb ik nooit gedaan en zal ik ook nooit doen. Daarvoor hou ik teveel van je."zeg ik, ik word bang van de wanhoop die je lichaam uitstraalt. Dankbaar kijk je me aan, je blik vertelt me alles wat jij me niet kan zeggen.



Wanneer ik wil vertrekken naar de winkel, ben je opeens verdwenen. Ik zoek je overal in huis, en vind je uiteindelijk in de tuin. Mijmerend zit je in het gras, en kijkt naar de onmetelijke hemel. "Ga je mee naar de winkel?"vraag ik je, alhoewel ik het antwoord allang ken. "Nee, ik blijf hier nog wat zitten."antwoord je vlug. Ik zucht, je sluit je op in huis en ik weet niet hoe ik je ooit terug onder de mensen moet krijgen. Alleen loop ik dan maar door de supermarkt, snel kijk ik mijn boodschappenlijstje na. Eten, drinken, waspoeder en poetsmiddel. Thuisgekomen, verbaas ik me over het volume van de boodschappen en ik besluit je hulp te vragen. "Schat, kom je even mee de boodschappen dragen?" Doodse stilte. Een paniek grijpt me naar de keel, en vlug ren ik het huis in. Op de keukentafel vind ik een briefje. "Ben even weg, duurt niet lang. Tot straks!!" Verbaasd staar ik naar het briefje, en ik ben eigenlijk wel tevreden dat je uit eigen beweging terug buiten komt. Goedgehumeurd begin ik aan het avondeten, en even later hoor ik je thuis komen. "Zo, waar ben jij naartoe geweest?"begroet ik je lachend. "Oh euh, ik ben naar Carl geweest. Ik had hem al zolang niet meer gesproken." "Prima idee schat." "Ik ga nog even liggen voor het avondeten, ok?" "Doe maar, over een uurtje kunnen we eten." Wanneer ik net bezig ben de groenten te snijden, rinkelt de telefoon. "Goedenavond, met Carl. Ik dacht, ik ga eens horen hoe het met mijn oude studiemakker gaat." Ik hap even naar adem, maar herstel me vlug. "Ik dacht dat hij vandaag bij je langs geweest was?" "Hoe bedoel je, ik heb hem al 4 weken niet meer gesproken!" Verward leg ik de hoorn neer, waarom loog je tegen me? Wat hou je voor me verborgen, na al wat we samen hebben meegemaakt?



Tijdens het avondeten probeer ik je blik te vangen, maar je kijkt afwezig voor je. Je toont geen enkele emotie, maar ik zit vol met vragen. Wanneer ik er iets over wil zeggen, zie ik de blik in je ogen en ik zwijg. Je bent zo rustig, een schril contrast met de vorige dagen. Dan zou je de muren opgelopen zijn, zo boos was je op de hele wereld. 's Avonds slaap je allang als ik in bed kruip, je tengere rug stemt me droevig. Je sluit me buiten, besef ik. Eerst sloot je de rest van de wereld buiten, en nu ook mij. Tranen glijden over mijn wangen, en ik moet je wel omhelzen. "Schat, ik kan niet zonder jou. Sluit me niet uit je leven, alsjeblieft!"fluister ik als ik merk dat je wakker wordt. Je slaat een arm om me heen, en ik verberg me in je omhelzing. Je fluistert me lieve woordjes toe, woorden die ik zolang heb moeten missen. Je kust me teder, en ik val gerustgesteld in je armen in slaap.



Midden in de nacht word ik wakker door je onrustige ademhaling. Ik knip het licht aan, en schrik als ik je asgrauwe gezicht zie. Je ademt piepend en oppervlakkig, en ik weet niet wat te doen. "Schat, gaat het? Zal ik een dokter bellen?" Je gebaart van nee, en legt je hand even op de mijne. Ik schrik als ik voel hoe koud deze is. Je adem gaat schokkend en piepend, maar als ik in je ogen kijk zie ik voor de eerste keer sinds lange tijd vrede.



alles eindigt

niets is voor eeuwig in deze wereld

niet de bomen en het gras

niet de lucht die we inademen

alles eindigt mijn lief

alle momenten die we samen delen

ik zie ze eindigen

alle dingen die we samen ondernemen

ik zie ze eindigen

alles eindigt mijn lief

maar onze liefde

die eindigt nooit, toch?



Het zonlicht wekt me uit mijn slaap. Ik wrijf over mijn pijnlijke rug, in zo'n hospitaalstoel slapen is ook niet alles. Snel kijk ik even naar je bed, je ligt nog steeds op je rug met je ogen gesloten. Al 3 dagen lig je in coma, en al 3 dagen ben ik niet van je zijde geweken. Het apparaat naast je geeft stabiele golven weer, je hartslag. De kanker is terug, je wist het al voor ik het merkte. Ik weet niet wanneer je wakker wordt, dat bepaal je volledig zelf. Je lichaam vecht tegen zichzelf, een strijd die lang kan duren. "Bereid je voor op een lange coma."vertelde de arts me. "Maar zal hij wakker worden?"vroeg ik. "Ja, daar ben ik zeker van. Maar enkel als hij sterk genoeg is, geen dag eerder." Dus wacht ik, mijn lief. Ik wacht tot je naar me terugkeert. Elke dag ben ik bij je, en praat tegen je. Ook al weet ik niet echt of je me wel kan horen. Vandaag komen je ouders ook langs, ze zijn speciaal voor jou uit het buitenland terug gekomen. Ik loop even naar de badkamer, en probeer wanhopig mijn kapsel terug in model te krijgen. Ik bekijk mezelf even in de spiegel: verloren moeite denk ik lachend. Als ik uit de badkamer kom, is de verpleegster net bezig je bloeddruk te meten. "Die is een beetje gezakt hé."hoor ik haar tegen je zeggen. "Is alles ok?"vraag ik bezorgd. "Ja hoor mevrouw, de bloeddruk is nog steeds in orde, alleen wat gezakt. Ik zal het de dokter melden, maar maak je niet teveel zorgen." Gerustgesteld ga ik opnieuw in de zetel voor het raam zitten. Ik kijk even naar je ademhaling, het stelt me gerust. Zolang die er is, blijf je bij mij.



Je moeder strijkt droevig over je haar. "Mijn kleine jongen."fluistert ze je toe. Ze kijkt je triest aan, ze weet niet hoe ze je moet toespreken. Je vader staat kaarsrecht aan de andere kant van de kamer, en lijkt niet te beseffen dat jij dat bent in dat bed. Hij is een binnenvreter, dat weet jij ook. Hij kijkt je enkel aan, zet geen stap dichter bij je bed. Ze blijven 2 uur, praten wat met mij over de reis die ze maakten. Af en toe werpen ze een bezorgde blik op jou, en dan praten ze verder. Ze vragen me of ik hulp nodig heb in het huis, maar ik zeg neen. Het liefst blijf ik nu bij jou, ik ga niet terug naar huis. Het is zo leeg zonder jou. Na 2 uur vertrekken ze weer, ze komen morgen wel terug. Vermoeid staar ik naar de bloemen op de vensterbank, rozen. Ik ben gek op rozen, je moeder bracht ze speciaal voor me mee. Vroeger kreeg ik ze altijd van jou, en nu ben jij diegene die bloemen krijgt. Ik geeuw eens goed, ik ben best wel vermoeid geraakt de afgelopen dagen. De verpleging heeft een bed over het jouwe gezet, en ik besluit me er even op te leggen. Vermoeid sluit ik mijn ogen, en glijd weg in een droomloze slaap. Want zonder jou, lief, kan ik niet dromen.



Dag 4 van de coma, en er verandert niets. Je ademt, je hart slaat regelmatig maar je ontwaakt niet. Ik zit naast je, probeer je te overtuigen van wakker te worden maar je reageert nooit. Ik begin te denken dat het een verloren zaak is. Vrienden bezoeken je, familie bezoekt je en iedereen spreekt me moed in. "Hij is sterk, hij haalt het wel." Ben je echt zo sterk lief? Of ben je bereid de strijd op te geven? Ik niet, ik zal voor je vechten tot het einde van mijn krachten. Elke dag zal ik er zijn, en elke dag zal ik je vragen bij me terug te komen!! De zon gaat onder, en in de oranje gloed die zich over de kamer verspreid zie ik je bewegen. Ik zie je vechten om wakker te worden, en moedig je aan zoveel ik kan. Dan open je je ogen, en ik kijk recht in je bruine kijkers. "Lief, je bent terug!"fluister ik, ik kan het niet geloven!! Je fluistert zacht enkele woorden, en ik buig me naar je toe om je te horen. "Ik zal altijd van je houden." "Ik hou ook van jou, ik blijf bij je mijn lief."fluister ik met tranen in mijn ogen. "Je moet sterk zijn, ik weet dat je het kan." Niet-begrijpend kijk ik je aan. "Wat bedoel je lief?" "Ik zal altijd van je houden."herhaal je nogmaals. Dan stokt je adem, en je ogen vallen weer dicht. Ik schrik van het alarm en zie een continue, ononderbroken lijn op het scherm verschijnen. Ik begrijp het plots, en fluister je zacht toe: "Ik hou van je, ik hou toch zoveel van je." Verpleegsters en dokters komen de kamer binnengestormd, en duwen mij opzij. Ik kijk uit het raam, de zon is ondergegaan. Enkele minuten later komt de dokter mij het nieuws vertellen dat mijn hart allang wist.



Je ogen gesloten, je gezicht bleek en ingevallen. Toch is je uitdrukking vredig, het lijkt net of je zacht slaapt. Maar je zal nooit meer ontwaken, het is voorbij. Ons leven samen, het is voorbij. Ik druk zacht nog een kus op je lippen, en een traan valt neer op je wang. Dan wandel ik het koude lokaal uit, ik loop alleen de wereld in. In de verte zie ik de zon opkomen, een nieuwe dag breekt aan. Als de zonnestralen mijn gezicht bereiken, voel ik plots een onmetelijke warmte in mijn hart. Ik weet, ik voel, ik geloof... jij verlaat me nooit.




Afscheid nemen bestaat niet.

 

feedback van andere lezers

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 10

Uitstekend: 5 stem(men), 100%
Goed: 0 stem(men), 0%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 5 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .