writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Zijspoor

door ab_de_cooman

Met een soepele tred schreed ze voor hem uit. Om haar pigmentarme benen een zomers tintje te geven, had ze er iets uit een flesje op gespoten, noteerde Leo meteen. Haar gezicht, daarentegen, had ze ongemoeid gelaten - een beetje bleekjes misschien, maar dat sierde haar. Het toeval wou dat de jongedame aan wie het bevallige snoetje en de dito benen toebehoorden uitgerekend op 'zijn' spoor uit de trein was gestapt. Vanaf dat ogenblik had hij, in de ban van het vrouwenlichaam dat zich met zwierige bewegingen doorheen het allegaartje van pendelaars voortbewoog, enkel nog oog gehad voor haar met uitsluiting van al de rest om hem heen.

Aan het einde van het perron sloeg ze rechtsaf. Automatisch volgde hij haar, terwijl hij normaliter links had moeten afbuigen, richting metro die hem drie haltes verder zou brengen: naar de zetel van het bedrijf waar hij al geruime tijd werkzaam was en tot dusver nog geen enkele keer te laat op het appèl was verschenen.
Behendig baande ze zich een weg doorheen de menigte op precies dezelfde wijze als duizenden anderen dat doen die zich 's ochtends naar hun werk spoeden. Ze snelde de krantenkiosk voorbij en liep gezwind de gang in die naar de stationshal leidde.
'Waarschijnlijk,' dacht Leo, 'zal ze hem diagonaal doorkruisen om via de roltrap de uitgang te bereiken waar ze een bus neemt... Tenzij ze hier natuurlijk in de buurt werkt en zich te voet naar kantoor of naar een of andere boetiek begeeft waar ze verkoopster is.'
En daarna? Wat was hij van plan te doen, na haar te hebben gevolgd? Zou hij haar durven te benaderen? Maar hoe geraak je aan de praat met iemand van het mooie geslacht die je überhaupt niet kent? Al met al intimideerden ze hem, de vrouwen. Nooit had hij de kansen benut die zich aandienden, de voorkeur gevend aan een 'gelukkige samenloop van omstandigheden' zoals dat heet, veeleer dan aan het soort vage tekens die blikken uiteindelijk toch zijn en waarvan hij nooit had geweten of ze wel voor hém waren bedoeld. Hij had er simpelweg geen 'zintuig' voor, dàt was het - en ander niets.
Hoog tijd om daar verandering in te brengen: hij zou iets doen, wat hij nooit eerder had gedaan. In gedachten zag hij de scène voor zich: hij zou z'n pas versnellen, haar inhalen, 'psssst!' toesissen en zachtjes bij de arm vastnemen… Ach, dat laatste was toch gewoon uitgesloten; 't zou haar alleen maar afschrikken. Nee: hij zou haar een poeslief 'juffrouw!' toefluisteren. Ze zou zich omdraaien, hem aankijken, in de lach schieten - of verschrikt 'hulp!' roepend de benen nemen.
Deze gedachte bezorgde Leo een koude douche; hij kon er beter meteen de brui aan geven. Net toen hij rechtsomkeert wilde maken, deed ze iets wat hem verraste: in plaats van de roltrap naar buiten te nemen, sloeg ze de centrale gang weer in die naar de perrons leidde.

Geïntrigeerd volgde hij haar opnieuw. Ze had waarschijnlijk verzuimd iets te doen, maar wat? Een dagblad kopen? Er waren verschillende krantenkiosken in en bij het station; was ze er niet al een keer achteloos aan voorbijgegaan? Allicht was ze gewoon vergeten zich een treinticket aan te schaffen. Maar dat had toch aan de open balie gekund of aan een van de vele kaartjesautomaten in de stationshal die ze zopas hadden verlaten! Of had ze soms iets achtergelaten in de trein, haar paraplu bij voorbeeld? Op geen enkel ogenblik had ze tekens van nervositeit getoond, integendeel: vastberaden was ze de gang weer ingelopen alsof ze juist aankwam en aanstalten maakte om een trein naar een welbepaalde bestemming te nemen.
Ze sloeg rechtsaf, bevond zich nu op het perron van spoor 4. Kennelijk betrof het een banale overstap; hij zag haar opkijken naar het elektronisch bord met de aankomsttijden alvorens zich te wenden naar een treinstel dat vertrekkensklaar stond. Met een vloeiende beweging gleed ze in de geopende deur van de dichtstbijzijnde wagon, waarna ze voortkuierde door het gangpad, zichtbaar op zoek naar een zitplaats.
Zonder verder na te denken, ging Leo achter haar aan. Er was iets mysterieus aan die lady - en hij wilde erachter komen wàt precies. Hij klom in hetzelfde rijtuig als het hare, maar moest blijven rechtstaan: de onbekende had zich op de enige nog beschikbare plaats naast een zwaarlijvige dame gewurmd.
Terwijl de trein optrok, brak hem het angstzweet uit toen hij bedacht van het vertrouwde traject af te wijken en hiervoor zelfs geen kaartje te bezitten. Maar hij suste z'n geweten met de dooddoener dat zulks vandaag de dag niet eens meer hoefde: wie geen tijd had gehad om een treinticket te kopen, kon dat nog altijd ter plekke regelen zonder maakloon of toeslag én met de glimlach - een heel verschil met vroeger, toen klanten soms behandeld werden als potentiële zwartrijders of fraudeurs.
Iets anders was z'n job: wat zouden de baas en de collega's wel niet zeggen - hij die nog nooit een werkdag had verzuimd! Hoe moest hij dàt gaan uitleggen; het treinverkeer ontregeld? En als ze 't natrokken?
Als betrapt op leugens, keek hij even om zich heen: de mensen sloegen hoegenaamd geen acht op hem, bezig als ze waren met hun ochtendkrant te lezen of in slaap te worden gewiegd door het heen-en-weer geschommel en de cadans van de ijzeren wielen op de rails.


Na elke stop wandelden de treinbegeleiders door de wagons. Toen die van hen aan de beurt was, sprak Leo hen aan en betaalde prompt zijn kaartje. Een paar rijen verder bleek de mysterieuze reizigster over een abonnement te beschikken want ze lieten haar met een beleefde knik met rust, waarna zij een hele tijd geen krimp meer gaf, de blik op oneindig gericht.
Onwillekeurig kwamen de woorden 'zelfbewust' en 'doelgericht' in Leo op; ja, in tegenstelling tot hemzelf, wist dit dametje heel precies wat ze deed en waar ze heenging - alles in haar gedrag leek erop te wijzen. Of vergiste hij zich?
Onzekerheid overviel hem alweer. En als dit nu eens je reinste hersenspinsels van hem waren en er met die jongedame hoegenaamd niets mysterieus aan de hand was? Want wat betekende dat, per slot van rekening, 'zelfbewust' en 'doelgericht'? 't Was toch niet omdat de overige pendelaars naarstig aan het lezen of zelfs aan het indutten waren, dat ze minder zelfbewust of doelgericht waren dan die illustere onbekende die in haar eentje de coupé met haar schoonheid had gevuld?
Leo vroeg zich af, of hij de hele geschiedenis niet had opgeklopt tot iets mythisch; waren de stoppen bij hem doorgeslagen? Wat een onzinnig idee toch: om te beginnen volgde hij een vrouw die hij van haar noch pluim kende, iets wat hem tot dusver nog nooit ofte nimmer in zijn leven was overkomen. Vervolgens zag hij haar een aantal dingen doen die in het geheel niet klopten, indruisten tegen elke logica en ten slotte achtervolgde hij haar naar… Tja, waarheen, eigenlijk? Waanzin, pure waanzin was het! Was hij misschien, zonder het zelf te beseffen, een geile rokkenjager geworden? Hoe meer hij erover nadacht, hoe sterker hij ervan overtuigd was zich totaal belachelijk te gedragen. Zichzelf verwensend om z'n onbesuisdheid nam hij zich resoluut voor, bij de volgende halte uit te stappen en de eerstkomende trein terug naar 'af' te nemen : leve de normaliteit!


De trein begon al te vertragen.
Leo grinnikte; binnen luttele ogenblikken zou achter z'n idyllisch avontuur een punt worden gezet; de vrouw van zijn dromen zou voorgoed uit z'n leven verdwijnen en het mysterie met zich meedragen dat hij haar had toebedacht.
Maar nog eer de trein tot stilstand kwam, begonnen een aantal reizigers om haar heen zich druk te maken.
-Gaat het niet, mevrouwtje? Is er iets?
-Uit de weg, geef haar ademruimte.
-Is de dame misschien zwanger?
Blijkbaar was de corpulente vrouw -vanwaar hij zich bevond kon Leo haar gezicht niet goed onderscheiden- naast wie de schone was gaan zitten, plotseling onwel geworden. Anderen ontfermden zich over haar en vermits hij de trein verliet, had hij met de beste wil van de wereld niets kunnen ondernemen.
Zodra de deuren opengingen, stapte hij uit en deed enkele passen op het grind, zoekend naar een oriëntatiepunt.
't Was maar een tweederangsstationnetje, zag hij nu, en hij bevond zich op perron B; een verkleurd bordje verwees naar perron A aan de overkant van het spoor.
Ontzet merkte Leo dat ook de knappe griet hier was uitgestapt. Ze passeerde hem rakelings zonder hem een blik te gunnen - waarom zou ze, trouwens. De frisse ochtendlucht had haar wangen en het puntje van haar neus doen blozen, wat haar het voorkomen gaf van een kerngezonde, vitale persoon - iets wat hem aanvankelijk nochtans het tegendeel had geleken; had hij haar niet eerder wat 'aan de bleke kant' getaxeerd?
Bedremmeld staarde hij haar een tijdje na vooraleer ze in de kleine voetgangerstunnel glipte en derhalve uit z'n blikveld verdween. Hij had geen andere keuze dan op zijn beurt de tunnel in te duiken waar hij als allerlaatste nadrentelde; de resterende passagiers hadden zich allang uit de voeten gemaakt. Achter hem was het treinstel weggereden met de onwel geworden dikke tante waarover, hield z'n netvlies vast, diverse medereizigers stonden gebogen.

Leo klom de trap op die naar perron A leidde, zich angstig afvragend om hoe laat de retourtrein eraan zou komen; hij had al genoeg tijd verkwanseld en wilde nu zo gauw mogelijk naar 't werk. Daar zouden ze in alle staten zijn, denkend dat hem iets ergs was overkomen!
Bovengekomen, z'n hoofd al boven de overwelving reikend, nam hij de situatie op. Wat hij zag, deed hem als genageld op de laatste rij treden blijven staan: daar had je die knappe stoot weer, op nauwelijks dertig meter van hem vandaan, rustig wachtend op de trein die ook híj straks wou nemen.
Vanwaar hij zich bevond, stond hij nog enigszins verdekt; weinig kans dat zij hem daar zou ontdekken, mits hij zich maar gedeisd hield. Indien ze echter zijn kant kwam opgewandeld en een blik wierp in de trappenkuil, zou herkenning volgen. Maar ze bleef de hele tijd geduldig staan wachten, oogde energieker dan ooit; blijkbaar leek haar gelijkmoedig humeur door de treinperikelen net zomin te zijn aangetast als haar aantrekkelijk figuur.



*

Amper een kwartier later, dat wel een eeuwigheid had geleken, stopte de trein in het stationnetje.
Leo, die intussen had besloten niet meer aan de leuke verschijning te denken, kon ondanks alles de verleiding niet weerstaan: tegen de stroom van de reizigers in die de trein verlieten, slaagde hij erin mee op de kar te springen en een staanplaats te bemachtigen in hetzelfde rijtuig als dat waarin hij haar zopas had zien verdwijnen.
Het betrof een dubbeldekstrein en hij daalde snel de paar treden af die naar het lagere gedeelte leidden. De hele wagon doorkruiste hij, onderwijl z'n medereizigers monsterend die hem boze blikken toewierpen onder zijn inquisitoriale blik. De jongedame viel nergens te bespeuren.
Aangekomen aan het uiteinde, klom hij naar de bovenverdieping. Daar zag hij haar meteen: halverwege het rijtuig, aan het gangpad, naast een zwaarlijvige heer. Rondom hen bleken heel wat zitplaatsen leeg. 'Waarom heeft ze plaats genomen op de enige plek waar al iemand -en niet de geringste- zat?' vroeg Leo zich af en liet zich neerploffen op de eerste de beste beschikbare bank die hij tegenkwam, enkele rijen van haar verwijderd. Vanwaar hij zat, kon hij haar ongehinderd gadeslaan, maar er viel niets bijzonders aan haar op. Vooral de manier waarop ze de efficiënte gratie van haar welgevormde benen kruiste, stelde hem gerust. Tenzij -
Een nooit eerder vermoede mogelijkheid doemde in z'n geest op en in eerste instantie weigerde hij er enig geloof aan te hechten: gebruikte ze de trein soms als jachtterrein? Hij mocht er niet aan denken, een prostituee te hebben gevolgd! Hoe anders kon hij haar bizarre gedrag verklaren? Misschien was dat wel haar beproefde methode en nam ze de trein uitsluitend om mannen te verleiden. Maar waarom koos ze er telkens de corpulente types uit? En die rondborstige dame dan, een tijdje eerder?
Nee, al die bedenkingen waren totaal in tegenspraak met elkaar. Toch bleef die veronderstelling, hoe gewaagd ook, in Leo's achterhoofd rondspoken - gewoon omdat dat de enige rationele verklaring was waarover hij op dit moment beschikte.

Hoe nauwlettend hij haar gedurende de daaropvolgende twintig minuten reistijd ook in de gaten hield, de jongedame maakte geen aanstalten om toenadering te zoeken tot haar buurman. Voor Leo gold dit als het ultieme bewijs dat hij het bij het verkeerde eind had gehad, als het er haar om te doen was geweest een klant aan de haak te slaan. En meteen werd zij in z'n ogen weer zomaar een vrouw - mooi van stuk, weliswaar - die, wat verderop aan de overkant gezeten, keek hoe seinpalen en brugbogen wegsprongen uit het landschap achter 't glas. Van de weeromstuit ging hij wat makkelijker zitten en moest zich schrap zetten om niet in te dutten door de deining van de trein.
Toen het hem daagde dat ze bijna ter bestemming waren, nam hij tot z'n verbazing resoluut een beslissing: hij zou alsnog een poging wagen om een gesprek met haar aan te knopen zodra hij voet op de begane grond had gezet.


De trein reed het hoofdstation binnen en de geheimzinnige reizigster stond op. Bang als hij was, haar spoor anders bijster te zullen raken, deed Leo hetzelfde. Ze waren nu maar een paar passen van elkaar verwijderd in het gangpad van de coupé. De jongedame keek even om en hun blikken kruisten elkaar. Heel even scheen ze te overwegen of zij hém zou aanklampen. Inderdaad: wat, als zíj nu het woord tot hem richtte met de vraag waarom hij haar de hele tijd volgde?
Maar ze liep hem voorbij met een air of er geen vuiltje aan de lucht was - en hij voelde een straaltje koud zweet langs z'n slapen kriebelen. Oef, dat was op het nippertje geweest! Niettemin moest Leo de rug van een bank vastnemen om z'n wild kloppend hart wat in te tomen.
Intussen was de zwaarlijvige man naast wie ze plaats had genomen nu op zijn beurt opgestaan om uit te stappen. Hij zag ongelooflijk bleek, alsof elke druppel bloed uit z'n lichaam was weggetrokken. Moeizaam deed hij enkele passen naar de uitgang toe - en zeeg plotsklaps met z'n hele gewicht neer, op het moment dat de trein met een schok tot stilstand kwam.
Als versteend had Leo de scène gadegeslagen. Er kwam een oudere heer aanhollen om hulp te bieden, gevolgd door een koppel studenten. Ook aan de buitenkant van het rijtuig, zag hij, was er enige commotie ontstaan.
Achteruitdeinzend, zonder evenwel het beeld van de neergeplofte man uit z'n gedachten te kunnen bannen, slaagde Leo erin het andere uiteinde van de wagon te bereiken en stond al met één voet op de metalen tree.
Vanop deze kleine hoogte het overbevolkte perron overschouwend, zocht hij desperaat naar de hem ontglipte prooi, maar z'n ogen vonden haar niet meteen terug. Op de koop toe kreeg hij van het rijtje uitstappende passagiers achter hem een por in de rug zodat hij pardoes op het perron terecht kwam - juist op tijd om in de verte een glimp te ontwaren van iemand die op de treinfee leek.
Als een kip zonder kop zette hij het op een lopen, de schimmige gedaante achterna. Dat ging niet zonder horten of stoten: verscheidene mensen liep hij haast letterlijk omver, het regende verwijten aan zijn adres. Vér voor hem, zag hij de vrouw die hij in het vizier had even achteruitblikken om vervolgens abrupt om de hoek te verdwijnen. Herkenning kwam meteen: ja, zij was het!
Ze verliet alweer het perron - en hij haar achterna, tot in de grote hal. Daar aangekomen, zag hij haar in gesprek met twee mannen. Ze stond met haar rug naar hem toe; een van hen wees nadrukkelijk een richting aan. Ze knikte, zette haar weg voort. De mannen keken haar nog even na, wisselden een paar woorden en wendden zich naar de afficheerborden met de vertrekuren.
Leo zette er vaart achter, wilde haar tot elke prijs inhalen. Gehaast liep ze de stationstoiletten binnen; ditmaal had hij haar te pakken, ze zou hem niet ontsnappen. Net toen hij langs de mannen aan de afficheerborden voorbij wou gaan, draaiden beiden zich om en gingen hem wijdbeens in de weg staan. Hij kon ze niet ontwijken, stond pal vóór hen.
-Van het rechte pad afgeweken, kerel? snauwde er een met dreigende stem.
Leo's bloed stolde vanbinnen. Zeker flikken; het kon niet anders of die trut had hen gezegd dat hij haar achternaliep. Ze wilden hem aan de tand voelen, op de rooster leggen. Ook dàt was hem z'n hele leven lang nog nooit overkomen.
Maar op hetzelfde ogenblik bedacht hij: wat deed hij in godsnaam verkeerd? Was het soms een misdrijf, een vrouw na te lopen? Kon men hem daarvoor zomaar aanhouden?
-Volg ons.
Aan weerskanten omkaderden ze hem - en op slag voelde Leo zich getemd. Gelukkig legden ze hem de handboeien niet aan, dat ontbrak er nog aan! In een reflex van weerspannigheid hief hij z'n hoofd op om te vragen waar ze hem heen brachten. De ijskoude blik waarmee ze hem opnamen, smoorde die vermetele gedachte meteen in de kiem. Hij kon maar beter zwijgen; al wat hij zei, kon later tegen hem ingebracht worden.
Een algeheel gevoel van ontmoediging overviel hem. Op dit eigenste ogenblik zou hij aan z'n bureau hebben gezeten, bezig met het doornemen van de ochtendpost, maar in plaats daarvan werd hij geflankeerd door twee politieagenten in burger die hem als een misdadiger afvoerden. Hij had wel kunnen grienen, maar vond zelfs daar de moed niet toe. Mechanisch, met gebogen hoofd, volgde hij hen. Pas toen ze opnieuw halt hielden, waagde hij het een blik om zich heen te werpen.
Eens temeer bevonden ze zich op het perron. En op het spoor zag hij, wat verder in de bocht, de contouren opdoemen van een trein die vervaarlijk snel het station kwam binnenrijden.
-Wat… Wat zijn jullie met mij van plan?? bracht hij met horten en stoten uit.
-U zoekt het zijspoor? Wij brengen er u graag heen, sprak de man die eerder al het woord had gevoerd.
Ineens wist Leo met stellige zekerheid dat hij niet met politiemensen te maken had, anders hadden ze dat kreng zomaar niet laten vertrekken. Ze kénde die venten, handlangers waren het! Reeds wilde hij z'n mond openen, om hulp schreeuwen, roepen dat men er de politie moest bijhalen; die bende moest worden opgerold voordat er nog méér slachtoffers vielen!
Amechtig zoog hij een hap lucht naar binnen, maar voelde zich tegelijkertijd zo slap worden als een vod. Het schemerde hem voor de ogen; wat overkwam hem nou? Z'n gezondheid was toch uitstekend had de arbeidsgeneesheer hem onlangs nog bij de jaarlijkse medische check-up gezegd, hij moest alleen wat opletten voor toenemend overgewicht.
Van pure slapte voelde hij z'n knieën knikken, doorbuigen. Hij wankelde. Alsof het een signaal betrof, deinsden de kerels aan weerszij een stap achteruit, lieten hem los. Paniek overviel Leo: wat deden die kaffers toch, in plaats van hem te ondersteunen! Voorover hellend over de spoorrand, ontwaarde hij nog net een glimp van hun boeventronies, merkte hij hoe rozig hun wangen werden alsof het hele gebeuren hen zuurstof gaf, hen opfleurde. En daar kwam het gevaarte al aangestormd.

 

feedback van andere lezers

  • JC
    van een opener gesproken
  • commissarisV
    Gesmaakt, treinen en zijsporen zijn m'n specialiteit, grapje :-)
  • Vansion
    En jij durft mij zomaar mee te sleuren naar een "zij-spoor"? Ik wed dat er geen vervolg komt en dat dat net de pointe is.

    Soepel , toch beheerst gepend.

  • zwartkopje
    Wow... mooie spanningsopbouw. Ben benieuwd naar het vervolg.

    groetjes,

    zwartkopje
  • RolandBergeys
    Ik sluit me aan bij Feniks, een lange tekst houdt een risico in op vermoeidheid bij een lezer. Maar: mooi.

    Eén kleine bedenking in het begin: met soepele tred schreed ze...

    Ze ging met soepele tred, of ze schreed. Het zijn een beetje tegenstrijdige beelden. Dus zou ik voor één van de twee kiezen.
  • Ghislaine
    Een mooie binnenkomer. Welkom in ons schrijvershuis.
  • feniks
    Mooi, maar een beetje aan de lange kant om dit in één keer te lezen (er moet nog wat tijd voor de anderen overblijven hé ;) )
    Een tip dus, probeer je teksten eventueel in twee delen te publiceren als ze nogal lang uitvallen.
  • dichtduvel
    Wel Ab dit is wel een mooie opener. Spannend en vlot geschreven. Jef
  • erinneke
    goed geschreven, vlot gelezen
  • cara
    erg graag gelezen...
  • mistral
    Als kortverhaal wat lang maar zeer graag gelezen, je houdt er de spanning goed in.

    groetjes
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .