writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Meester de Goede

door remy



Hij zou de mogelijkheid kunnen overwegen een huishoudster in dienst te nemen, maar zou dat niet al te veel inbreuk op zijn privileges teweeg brengen? Het alleen zijn had immers zijn voordelen en hij moest er niet aan denken zijn dagelijkse rituelen te moeten laten dwarsbomen door een vrouw die misschien achter zijn rug om, zijn vuile was tegenover Jan en alleman rond zou bazuinen. Toch was 't het overwegen waard, dacht hij 's middags bij de thee met een niet al te verse janhagel. Zijn fantasie was er een beetje bij op hol geslagen, hij was al een schema aan het verzinnen van werkjes waar hij de meeste moeite mee had. Het schoonhouden van het huisje was nog het best te doen, maar zaken als stoepen schuren en ramen wassen waren een bezoeking met al die buurvrouwen buiten in de straat. De was op maandag was ook al zo'n ellende. Zijn overhemden boenen met zeep in de tobbe op de achterplaats, stijven, voorzichtig wringen en in de zomer bleken op het kleine gazon was toch eigenlijk ook geen werk voor een man.
Hij viste zijn vulpen op uit de linker binnenzak van zijn donkergrijze colbert en draaide het donkerbruin gemarmerde omhulsel van de pen om wat notities te maken. Na het opstellen van de meest irritante werkjes kwam hij tot de conclusie dat voor tien gulden per week het meeste werk wat hem tegen stond, geklaard zouden kunnen zijn. Hij las de lijst nog eens over en vroeg zich gelijktijdig af wat hij moest gaan doen, wanneer een eventuele werkster bij hem thuis zijn eigen rommel aan het opruimen was.
'Zelf zal ik de boodschappen blijven doen,' zei hij hardop, want dan zou ze niet over hem roddelen en hij bleef op die manier ook nog een beetje onder de mensen. 'Wanneer ik dat doe, in de tijd wanneer zij mijn huis schoon houd, ontlopen we elkaar ook een beetje. Misschien kunnen we samen dan een kopje thee drinken met iets lekkers als ik terug kom, dat staat huiselijk. Het is ook wel chique, een huishoudster, wat zullen de collega's op school wel niet zeggen?' Op een blocnote had hij een advertentie opgesteld, kort en krachtig met het loon erbij vermeld, uitsluitend het adres zonder telefoonnummer, want naar alle waarschijnlijkheid zou men bij de beoogde doelgroep niet over een telefoon beschikken.

De advertentie zou in de vrijdageditie worden geplaatst, zodoende zou men in het weekend tijd genoeg kunnen vinden om een en ander te overwegen. Licht opgewonden over zijn daad en tevens een aanleiding aanwendend, schonk hij zich een bodem cognac in. Op vrijdagmiddag betrapte hij zichzelf erop, vaker dan anders door de ramen uit te kijken waar de krantenjongen bleef. Hij was benieuwd hoe en waar de advertentie was geplaatst in het leugenaartje. Om vijf uur hoorde hij de brievenbus klepperen. Met het schort voor, die hij altijd omdeed om te koken, liep hij snel naar de hal waarbij hij zijn knie tegen de leuning van een van de rookfauteuils stootte. Door het verschuiven van de stoel op het vloerkleed ontstond een vouw in het karpet waarover hij bijna struikelde. Hij ritste driftig de krant uit de bus en opende de krant alsof hij een laken uitschudde. Op pagina drie viel zijn oog direct op de door hem opgegeven advertentie, als een onbewoond eiland tussen de familieberichten.
Met het herhaaldelijk gulzig lezen van de advertentie bekroop hem buiten een lichte trots, gelijktijdig een gevoel van ongerustheid. Pas nu besefte hij dat hij straks zat opgescheept met dames die hij al dan niet zou kennen en hoe zouden ze over hem als persoon denken? Hij was in verwarring gebracht door deze tegenstrijdige gevoelens. Wat heb ik gedaan, straks lachen ze me nog meer uit in de winkels, op straat en op school, hoe zouden mijn collega's maandag reageren op mijn voornemen? Hij kon uiteraard niets meer terugdraaien maar had spijt van deze actie. Hij stond nog steeds met gebogen hoofd in het schemer van de hal en had de krant in zijn vuisten gekreukt tot in zijn schoot laten zakken en was zich bewust van zijn impulsieve handelen. Terug in de keuken besloot hij toch de advertentie uit te knippen om te bewaren, men staat tenslotte niet iedere dag in de krant.

Hij draaide de vlam van het gasstel wat lager en prikte in de aardappelen om de gaarheid te controleren, toen de telefoon ging. Het was zijn oudste zus Anna, met de mededeling dat zijn moeder een ongeluk was overkomen waarbij ze haar been en arm had gebroken.
'Jee, hoe is dat gebeurt?' Ze bleek in het bejaardenhuis van het keukentrapje te zijn gevallen. 'Wat doet dat mens op achtentachtig jarige leeftijd dan ook op een keukentrap?'
'Je moeder is negenentachtig Jules, en je weet hoe ze is, ze doet het liefst alles zelf. Kun je morgenmiddag haar een bezoek brengen in het Joannes de Deo? Dan gaan Daan, ik en de kinderen morgenavond.'
'Goed, goed, mijn aardappelen moet ik afgieten dus ik hang op, ik bel je zondag wel.' Na het afgieten van de aardappelen poetste hij zijn beslagen bril schoon met zijn schort, zijn moeder was niet meer uit zijn gedachten. Hij rekende terug om het geboortejaar van zijn moeder uit te rekenen.
'Tja, in januari wordt ze negentig, negentig jaar, allemachtig. Nu maar hopen dat morgen geen sollicitanten aanbellen, want dan staan ze voor niets aan de deur en dat geeft niet bepaald een goede indruk.' Door de schrik was hij zijn zus vergeten te vragen hoe laat het bezoekuur zou zijn, belde Anna terug maar scheen het ook niet te weten.
Ik zie wel hoe het zal lopen, dacht hij tijdens het opscheppen van zijn maaltijd. Ik neem de bus van half twaalf, de trein van half een, dan ben ik om kwart voor twee in Den Haag en de tram stopt voor het ziekenhuis vanaf Hollandspoor. Na de afwas-waarvan hij hoopte dit binnenkort ook tot het verleden te rekenen- zette hij koffie in de percolator en stak een sigaartje op. Deed nog wat corrigeerwerk van zijn leerlingen die vandaag een opstel hadden ingeleverd over de Efteling die onlangs was geopend en wat ze daar, bij een eventueel bezoek verwachtten te vinden. Hij hoorde de brievenbus heel voorzichtig open en dicht gaan, men mocht het blijkbaar niet horen. Het was voor hem vanzelfsprekend dat het een sollicitatiebrief betrof. Stond op en met deze beweging morste hij as van zijn sigaar op zijn revers en op het vloerkleed. Met zijn pantoffel wreef hij de as nog verder in het kleed en liep naar de hal. Het was een rechthoekige enveloppe en lag met het adres naar boven gericht, zonder postzegel, op de beige met zwarte vloertegels.
Het keurige handschrift boezemde hem iets van vertrouwen in, het was alleen jammer dat er 'meester' de Goede stond geschreven, wellicht een oud-leerlinge dacht hij bij zich zelf. Hij liep naar de keuken om gelijktijdig met een beetje spuug de grijze streep as van zijn revers weg te poetsen. Met het aardappelschilmesje opende hij de korte zijde van de enveloppe. Weledele heer de Goede, opende de brief, 'Naar aanleiding van uw advertentie in het Warsum's dagblad, wil ik gaarne reageren op de door bij u openstaande vacature. Hopend op een spoedig antwoord uwerzijds voor een onderhoudend gesprek, verblijf ik met vriendelijke groet. Mevr. A. Bijl- Wagenaar. Gevolgd door adres en telefoonnummer.
Keurige brief, was de eerste indruk die bij hem op kwam, maar niet erg gul met woorden. Een getrouwde vrouw dat wel, betrapte hij zichzelf op deze onverwachte reactie.
'Wagenaar, Wagenaar' fluisterde hij met de brief in de hand. 'Bijl ken ik wel, de smid, waar ik vorig jaar de nieuwe kolenkachel heb gekocht heette Bijl.' Hij nam plaats in zijn fauteuil, de brief tussen duim en wijsvinger op de kloostertafel leggend en met zijn linkerhand de lucifers uit zijn borstzak halend. Diep in gedachten bleef hij lang in de vlam van de aangestreken lucifer kijken, stak opnieuw het vuur in de peuk en blies langzaam de vlam uit, ging achterover zitten en probeerde een beeld van mevrouw Bijl-Wagenaar voor ogen te krijgen.
'Het moet een vergissing zijn om de vrouw van de smid als kandidate voor ogen te nemen, het bedrijf zal zonder twijfel genoeg opleveren om een gemiddeld gezin te kunnen onderhouden.' Zijn zakhorloge gaf tien over tien aan, te laat om te bellen. Morgenochtend zou hij direct het telefoonnummer draaien, want hij moest er zeker van zijn of het de vrouw van de smid betrof. Nogmaals las hij de brief, het adres correspondeerde met de straat waar de werkplaats van de smid was gevestigd. Om half elf ging hij naar bed nadat hij zijn pantalon keurig opgevouwen op de vouw, onder zijn matras had gelegd. Zo zou hij morgen met een al dan niet geperste pantalon de reis naar Den Haag kunnen aanvangen.

De wekker liep zoals gewoonlijk om zeven uur af. Hoestend als gevolg van sigarennicotine trok hij zijn donkerblauwe kamerjas aan. Mevrouw Wagenaar en zijn moeder vulden zijn nuchtere ochtendgeest. Hij daalde de krakende trap af en zette zich koffie, slofte naar de hal voor de zaterdagkrant en stak zijn eerste sigaar op. Bij het poken van de kolenkachel kwam hem een ideaalbeeld van mevrouw Wagenaar voor ogen, een mooie vrouw met donker haar misschien? Een beetje statig figuur, in ieder geval een rechte rug hoopte hij. In de keuken ontdeed hij zich van de grijze baardgroei, waste zich met zeep, kamde het dunne haar en liep de trap op om zich aan te kleden. Het zag buiten grijs in de novemberochtend met veel vocht in de lucht. De broek had de nacht onder het matras minder voortvarend doorgebracht dan hij had gehoopt. In de linker pijp zat nu een dubbele vouw zodat hij zich genoodzaakt zag zijn zondagse pak aan te trekken omdat hij geen zin had te strijken. Na het eten van drie beschuiten met boter en witte basterd, besloot hij mevrouw Wagenaar te bellen. Licht nerveus met een sigaar in de asbak op reserve als een soort van toevlucht voor wanneer hij tijdens het gesprek moest nadenken, draaide hij het nummer op de zwart bakelieten wandtelefoon.
'Bijl,' zei een mannenstem kortaf aan de andere kant nadat de telefoon drie maal was overgegaan. 'Goedemorgen, u spreekt met De Goede, graag zou ik mevrouw Bijl willen spreken, spreek ik nu met de smid Bijl?'
'Jazeker, het gaat zeker over de advertentie uit de krant?' zei de smid.
'Inderdaad ja,' gaf hij als antwoord, en nam een teug van zijn sigaar.
'Een momentje.' De Goede had het dus bij het rechte eind dat het weldegelijk de vrouw van de smid betrof. Tijdens het wachten draaide hij in de asbak een punt aan de as.
'Met Jannie Bijl?'
'Goedemorgen mevrouw Bijl, ik bel u vanwege de brief die ik van u mocht ontvangen en zou het erg op prijs stellen wanneer u deze week langs kon komen voor een gesprekje, zodat we een en ander kunnen doornemen.'
'Graag meneer, schikt het u vandaag?'
'Helaas moet ik vandaag op ziekenbezoek in Den Haag, schikt het u misschien woensdag middag?' Hij had de sigaar nu in de mond, zijn hoofd was omgeven door een wolk van grijze rook.
'Goed meneer, woensdagmiddag om drie uur?'
'Afgesproken, dank u wel mevrouw Bijl, woensdagmiddag staat de thee klaar, tot ziens.' Opgelucht hing hij de hoorn op het toestel. Even bleef hij met de linkerhand op de telefoon leunen. 'Ja, dat ging goed, nu heb ik tot woensdag de tijd om het gesprek voor te bereiden, wellicht kan ik tot dan nog meer sollicitaties verwachtten en kan ik zodoende mijn keus bepalen,' zei hij hardop tegen zichzelf.

De Goede had zijn hoed opgezet, een grijze regenjas aangetrokken met een das van lamswol. Even had hij overwogen een paraplu mee te nemen maar hoopte op opklaringen later de dag. De korte wandeling naar de bushalte gaf hem een decadent gevoel. Buren in de straat zouden hem bekijken in het voorbij lopen en zich afvragen wie hem binnenkort zou bijstaan bij het huishoudelijke werk. Hij genoot van de vermeende belangstelling. Aan het eind van de straat sloeg hij rechtsaf om vervolgens de straatweg over te steken -waarbij hij zijn hoedrand aantipte als dank voor de automobilist die voor hem had gestopt- zodat hij aan de juiste kant van de weg plaats nam onder de abri. Niet veel later kwam een vrouw naast hem staan die hem vriendelijk goedemorgen wenste in een grijszwart geblokte wintermantel en een hoofddoek. Wederom raakte hij even, met lichtgebogen hoofd, het vilt van zijn hoed aan.
'U kent me toch wel meneer De Goede?'
'Neemt u mij niet kwalijk mevrouw, ik moet u helaas het antwoord schuldig blijven.'
'Ik ben het, Jannie, Jannie Bijl' Lichte paniek drong zich op, zeker nu nog een aantal dames de bushalte naderden.
'Maar hoe is het mogelijk zeg, vanmorgen had ik u nog aan de telefoon. Ik ben op weg naar Den Haag ziet u, mijn moeder ligt in het ziekenhuis met botbreuken.' Jannie had zich nu negentig graden gedraaid in zijn richting.
'Ik ga naar Alkmaar naar mijn zus, die is ook niet lekker, dus doe ik vandaag de boodschappen.' Hij rekende uit dat hij in de bus een kwartier met Jannie Bijl- Wagenaar zat opgescheept wat hem uitermate tegenstond, ten slotte was hij hier totaal niet op voorbereid. Het voorkomen van mevrouw Bijl- Wagenaar strookte ook in het geheel niet met zijn verwachtingen, maar besefte dat deze vooringenomenheid misplaatst was, zeker gezien de situatie waarin zij zich nu samen bevonden. Heel even kwam de gedachte bij hem op rechtsomkeer te maken onder de smoes dat hij iets was vergeten en thuis had laten liggen, maar dat zou een te zwak excuus zijn geweest. De bus stopte sissend aan de halte en de Goede liet de dames voor hem instappen. Hij kocht zijn kaartje, het interieur van de bus rook naar warm rubber en diesel. Jannie Bijl had plaats genomen op een zitting aan het gangpad wat hem noodzaakte schuin achter haar aan de overkant van het pad te gaan zitten. Het zou ook té intiem zijn geweest, met zijn tweeën op een bank, daarvoor kenden ze elkaar nog niet goed genoeg.
'Heeft u enige verwachtingen wat uw taak zoal inhoud mevrouw Bijl?' vroeg hij haar licht vooroverbuigend.
'Ach meneer, laten we het woensdag verder bespreken.' Gaf ze als antwoord, wijzend met haar duim in de richting van de dames die achter hun hadden plaats genomen. Dit kwam de Goede uitermate goed uit, nam zijn hoed af streek zijn haar glad en speelde met de rand in zijn handen door de hoed rond te draaien, denkend aan een onschuldig te voeren gesprek met Jannie Bijl zonder teveel inhoud. Hij deed de das iets losser en met zijn wijsvinger haakte hij achter het gesteven boord van zijn overhemd bij wijze van voorbereiding tot een aanzet van zijn vraag betreffende de zus.
'Erg moedig van u om uw zus bij te staan mevrouw, wat mankeert uw zuster?'
'Ach, ze is al maanden ziek, tbc ziet u, volgende week gaat ze naar "De Klokkenberg" in Breda voor herstel.' Jannie draaide haar hoofd niet zijn richting wanneer zij hem antwoordde en hij vond dat ongepast. Ze zwegen de verdere reis, wel had hij nog willen vragen of zij thuis wel gemist kon worden op zaterdag, maar hield zijn mond om haar niet verder in verlegenheid te brengen ten over de achter hen zittende dames. Gelukkig reden ze Alkmaar binnen om niet veel later te stoppen op het stationplein.
'Beterschap met uw zus en tot woensdag.' Zei hij iets te opgelucht toen de andere dames buiten gehoorbereik waren.
'Tot woensdag meester, en beterschap met uw moeder.' Hij lichtte zijn hoed en verbeet het woord meester, ging de stationshal binnen en kocht een retourtje Holland Spoor tweede klas.
Het treinstel van de groene hondenkop liep om twintig over twaalf binnen aan perron drie. Hij had altijd al een fascinatie voor het spoor gehad, even had hij nog overwogen een technisch beroep te verkiezen boven de kweekschool in Den Haag. Maar door persuasief optreden van zijn vader had hij toch gekozen voor het onderwijs, uiteraard om in de voetsporen van zijn oude heer te treden. Ambitie om hoofdonderwijzer te worden had hij niet, vond het goed zoals het nu ging. Ambitie was iets voor jonge mensen, niet voor een ingedommelde kinderloze weduwnaar van tweeënvijftig.
De hondenkop loste zijn reizigers waar onder veel jantjes uit Den Helder en verwelkomde nieuwe klanten met geopende deuren. De Goede trok zijn overjas uit en stak de das in de mouw, hing hem op en met een achteloos gebaar wierp hij zijn hoed op het bagagenet. De lege coupé was veel comfortabeler dan de benauwde bus met zijn harde stoelen. De verstomde geluiden van de perrons drongen amper door in het treinstel, wel hoorde hij duidelijk het geschuif van koffers over het marmoleum van de vloer in zijn richting. Een dame in lichtgrijs mantelpak korte bontmantel en een te grote zwarte strohoed schoof met haar been een koffer vooruit. De Goede bood zijn welwillendheid aan door haar te vragen enige hulp te bieden.
'Graag, erg aardig van u.' Hij plaatste de koffer in het rek wat hem meer moeite kostte dan hij had verwacht. De dame ging schuin tegenover hem zitten en gaf een lichte zucht door de neus met een glimlach. De Goede moest zijn best doen haar niet aan te staren en voelde een blos opkomen. Ze sloeg haar zwarte netkousen over elkaar en wipte de naaldhak van haar linker voet ongedurig op en neer waarbij de hak los kwam van de hiel. Hij keek schuins naar de dame en hun ogen ontmoetten elkaar, hij was als door een schot hagel getroffen.
Na de dood van zijn vrouw had hij nauwelijks oog gehad voor de andere sekse en was op een frigide manier proleetmatig doorgegaan met zijn saaie leven. Zijn hoofsheid tegenover de mooie dame in de coupé werd overgenomen als was het een voorzichtige flageolettoon. Waardoor hij het gevoel kreeg als een soort van geselbroeder de rest van zijn leven te moeten slijten, het leek verdomme wel een ascese, diep, was de schaamte tegenover zijn overleden vrouw. Hij wende het hoofd en bezag de grijze Hollandse landschappen waarbij hij een opkomend lustgevoel probeerde te onderdrukken. Door een metaalachtige klik werd zijn aandacht toch weer naar de dame getrokken, ze had het klepje van de asbak in de armleuning opengedaan en een filtersigaret opgestoken. Het leek wel of ze in de sigaret hapte met de karmozijnrode sensuele lippen. Rook bleef als een voile onder de hoedrand hangen, hierdoor gaven haar donkere, bijna zwarte ogen nog meer mystiek weer.
Zeer langzaam kroop de trein het centraalstation van Amsterdam binnen, de dame stond op trok haar strakke rok recht en wees naar de koffer in het bagagenet. De Goede vatte het op als zijn plicht de koffer voor haar te pakken, hij was ten slotte getrakteerd op een buitengewone ervaring en zij wíst het. Wat een hoer dacht hij bij zichzelf, ze laat zich gebruiken en gebruikt haar voorkomende lichaam als een handelsmerk of liever gezegd een ruilmiddel. Hij zette de zware koffer in het gangpad en zei 'goedemiddag mevrouw.' Ze gaf een minderwaardig pufje met getuite lippen, ze had waarschijnlijk verwacht dat hij de koffer op het perron zou zetten. De Goede ging weer zitten en bekeek gebiologeerd naar het gemêleerde volk in het sluimerende licht van het station. Hij hoorde de vrouw (want ze was in zijn ogen geen dame meer) de koffer weer voortslepen over de vloer richting uitgang trein, een jongeman in een modieus licht kostuum met enorme schoudervullingen hielp haar verder. De Goede kon een glimlach niet onderdrukken, een nieuw slachtoffer.
Reizigers van uiteenlopend pluimage en allooi vulden rumoerig het treinstel, het werd benauwd in de coupé, een man tegenover hem draaide het raam voor de helft open. Het geluid vanuit het station vulde daardoor de ruimte van de coupé met geschuifel en geklik van schoeisel, een koffieverkoper, kruiers en geüniformeerd spoorwegpersoneel praatten, riepen en mompelden. Een conducteur blies het vertrek en na enkele seconden kwam het treinstel met een lichte schok in beweging. Dezelfde man deed het raampje weer dicht toen de trein het station uit reed, slechts het ritmische geluid gaf het contact van de rails met de wielen weer, niemand sprak. Een jongetje van een jaar of zes met een matrozenpak en een te groot polshorloge, stond tussen de benen van zijn vader de overige aanwezigen te bekijken. Aanstellerig fluisterde de jongen iets in het oor van zijn vader waarbij zij beiden naar een man met een bolhoed keken. De vader schudde zijn hoofd en nam de jongen op schoot. De Haarlemmermeer lag er troosteloos bij in deze novemberzaterdag, een zonnetje deed zijn uiterste best hier verandering in te brengen, wat maar half lukte. Op het station van Leiden kwam wat meer ruimte in de coupé, de vader met het mormel en de man met de bolhoed stapten uit.
Het lezen van zijn zaterdagkrant zat erop, weinig opzienbarende berichten die zijn concentratie erbij kon houden, hij vouwde de krant op en stak hem in zijn overjas die in de hoek achter hem hing. Op Hollandspoor diende hij iets voor zijn oude moeder te kopen maar wist bij God niet wat dat zou moeten zijn, Boldoot, pralines, bloemen, waar doe je zo iemand plezier mee? Bloemen waren te vrolijk gezien de situatie, pralines waren waarschijnlijk bedoeld ze uit te delen aan het verplegende personeel en eventuele andere patiënten en Boldoot zou ze hoogstwaarschijnlijk al van Anna hebben gekregen. Een roman of een paar weekbladen dan maar dacht hij, heeft het mensje iets om de gedachten te verzetten. Voorburg kwam in zicht, de trein reed op een beheerste snelheid door de bebouwde kom, de Goede dacht al aan de terugreis. Een maal per maand legde hij deze weg af om zijn moeder te bezoeken in de Antoniushoeve in Voorburg. Waarom ze nu in het Joannes de Deo aan het Westeinde lag was hem een raadsel, de Antoniushoeve beschikte immers ook over een ziekenzaal. Als het maar niet al te gecompliceerd is, hij maakte zich zorgen.
In de kiosk van het Hollandspoor station was het tussen alle oorlogsboeken zoeken geblazen naar iets geschikts voor een vrouw van negenentachtig. Hij twijfelde tussen Een weitasch vol herinneringen over de zwerftochten van een jager, van J. Craandijk en Het verlangen van Hans Martin, hij kocht ze beiden. De slingerrit met de volle tram van lijn 12 bracht hem voor de deur van het Joannes de Deo ziekenhuis aan het Westeinde. Aan de balie vroeg hij waar mevrouw de Goede lag en met de boeken verpakt in een papierenzak onder zijn arm met zijn hoed in de hand, liep hij door de blinkende gangen op zoek naar de juiste kamer. Hij herkende zijn eigen oude moeder amper, zoals hij haar met het lange grijze haar tussen de blauwwitte lakens aantrof. Het rook naar vochtige kalk als gevolg van het gips rond haar arm en been, diep medelijden maakte zich van hem meester.
'Hallo Jules,' zei ze met een gebroken stem.
'Dag moeder, dit ziet er niet erg florissant uit. Van het Oosteinde in Voorburg naar het Westeinde in Den Haag, zo kom je nog eens ergens. Gaat het al een beetje met je?'
'Het gaat wel jongen, ze zijn erg aardig hier voor me.' Op het geëmailleerde nachtkasje stond inderdaad een grote fles eau de Colonge met verstuiver en een treurig bosje kleine rozen. 'Neem een stoel Jules.' Hij ontdeed zich van zijn overjas en drapeerde deze binnenstebuiten voorzichtig over de rugleuning. Gaf zijn moeder een kus op het voorhoofd en bij het zitten gaan leunde hij op het matras met zijn rechterhand. 'Oe, doe maar niet Jules, ik kan niets verdragen nu.'
'Neem me niet kwalijk moeder, dat was onnadenkend van me.'
'Hoe was de reis? Vertel eens.'
'Ach, net als anders eigenlijk niets bijzonders, in Amsterdam was het wel even druk in de tram ook trouwens.' Het beeld van de dame met de zwarte hoed zweefde even voor ogen. Hij wilde zijn moeder liever geen standje geven maar toch kon hij het niet laten haar te zeggen dat zij op haar leeftijd niet meer op een keukentrap moest klimmen.
'Anna en Daan waren gister erg begaan met me.' Gaf ze hem als repliek. Hij had direct spijt van zijn betoog.
'Hoe gaat het trouwens met onze bouwunternehmer?' Daan was het product als gevolg van een romance tussen een Duitse meid en een Nederlandse korporaal die elkaar in 1890 in België hadden ontmoet. Op de vraag hoe zijn moeder daar verzeild was geraakt had niemand antwoord gekregen. Daan was aannemer en mocht met zijn Duitse achtergrond Nederland weer opbouwen wat zijn landgenoten in puin hadden geschoten en verdiende daar kapitalen mee.
'Niet zo cynisch Jules, die jongen heeft het echt niet makkelijk gehad de laatste jaren.' De Goede gaf geen antwoord, hij wilde zijn moeder niet nog meer belasten met een soort van weerwoord dat zou klinken als; 'en wij dan?' Hij was blij dat Daan er niet was vandaag maar dat zou ongetwijfeld wederzijds zijn, ze mochten elkaar niet. De oeverloze discussies die ze hadden gevoerd op verjaardagen, toen Jette de vrouw van de Goede, nog leefde, liepen altijd uit op gemok en gemor. Doordat Daan altijd sprak mit strichpunkten voelde de Goede zich altijd verplicht antwoord te geven op die mateloos irritante open zinnen.
Het bezoekuur liep ten einde, een verpleegster kwam met een ketel thee de kamer binnen.
'Ik kom je volgende week weer bezoeken moeder, ondertussen zal ik met Anna telefoneren over je toestand en ik schrijf je nog een brief. O ja, ik heb nog een paar boekjes voor je gekocht, dan heb je iets om de gedachten te verzetten.'
'Fijn dat je gekomen bent Jules, volgende week ben ik weer thuis hoor want in de Antoniushoeve hebben ze ook een ziekenzaal, het is eigenlijk bijna al een volledig ziekenhuis weet je.'
'Doe maar rustig aan hè moeder, het wijst zich allemaal van zelf en doe de groeten aan de bouwunternehmer,' grapte hij nog.
Het stadsbeeld van het centrum van Den Haag was de laatste tijd sterk veranderd, deels door de oorlog natuurlijk, maar voordien hadden ze ook al hele wijken gesaneerd. De Goede liep de Herman Costerstraat op om nog wat boodschappen te doen voor het avondeten en een half ongesneden brood voor de zondag. Hij genoot ervan om weer eens in de stad anoniem te zijn. Het dorp waar hij woonde was met al zijn kneuterigheden soms net een gevangenkamp. Het geouwehoer altijd over alles en iedereen. Soms had hij wel eens gedacht te solliciteren naar een functie op een basisschool in Alkmaar, maar wilde zijn huisje niet uit waar hij samen met Jette een prachtige tijd hadden beleefd, zelfs tijdens de oorlog was het goed te doen geweest. Lopend op weg naar het Hollandspoor kwam de dame met de zwarte hoed weer boven drijven waarbij ditmaal zijn fantasie nauwelijks grenzen kende. Stel je voor zo iemand als huishoudelijk medewerkster in dienst te hebben, toch wel iets anders dan een Jannie Bijl naar zijn bescheiden mening. Diverse panden in de Schildersbuurt waren voorzien van vensters met hoeren die de Goede haast misselijk maakten, lelijke vrouwen allemaal. Hij zag dat geen van de dames op de vrouw met de zwarte hoed leek, wat hij wel had gehoopt, een bezoek zou dan ongetwijfeld een gevolg zijn geweest. 'Jezus Christus wat een vrouw,' zei hij hard op. Een voor hem lopende man met een sigaret losjes in de mond keek met een weeë glimlach om. Voor het station vlogen duiven op in het inmiddels opgeklaarde luchtruim met een bleek zonnetje. In de stationrestauratie liet hij zich bedienen door een dame in zwarte rok met witkanten schort. Zijn zakhorloge gaf aan dat hij zich nog een kop koffie kon laten inschenken maar liever had hij een jonge jenever, hij bestelde beiden en stak een sigaartje op.

De reis terug ging als vanzelf, nergens oponthoud of lastige medepassagiers, of het moet het stelletje jongelui zijn geweest die in Amsterdam instapten, ze konden niet van elkaar afblijven. Zoiets deed je niet in het openbaar, de tijd veranderde snel met al die vermeende vrolijkheid uit de V.S. Ze hadden in plaats van Eisenhouwer net zo goed Danny Kaye of Garry Cooper als president kunnen kiezen. Hij pakte nogmaals zijn krant tevoorschijn om wat meer over de H-bom die tot ontploffing was gebracht te lezen. Een vuurbal van vijf kilometer doorsnee, waar moet dat in godsnaam heen.
De havendijk was verlaten, het was etenstijd en de avondschemer ontdeed de woningen van alle kleur, langzaan liep hij naar zijn huisje. Eenmaal thuis pakte hij zijn boodschappen uit en zette zichzelf een kop koffie. De radio gaf 'de Selvera's' ten gehore, over twee reebruine ogen die een jager aankeken, 'weer dat wijf uit die trein.' De zondag besteedde hij met het corrigeren van huiswerk wat vrijdag was ingeleverd en bereidde zichzelf voor op vragen van collega's, morgen bij de koffie op school. Het zag er naar uit dat hij zich moest neerleggen bij het feit dat hij zat opgescheept met Jannie Bijl. Niet helemaal tot zijn ongenoegen, want hoe zou hij zich in hemelsnaam moeten gedragen wanneer een vrouw met bontjas, strakke rok en een zwarte strohoed zich zou aanmelden als huishoudelijk medewerkster. Tot woensdag hoefde hij eigenlijk niet meer te wachten op andere kandidaten omdat hij wist dat hij voor een lange tijd zijn huishouden zou moeten overlaten aan iemand die in zijn optiek, recht door zee was en de klappen van de zweep nu ondertussen ook had weten te verwerken.


 

feedback van andere lezers

  • Ghislaine
    Mooi.
    remy: Veel dank!! Blij dat je hebt uitgelezen.
  • ivo
    ik vond het ook een hele boterham maar het heeft me niet verveeld en het las wel vlot, maar ik volg Henri en Roland, beperken tot een 2000 tekens en het zou veel meer gelezen worden door iedereen. De meesten geven het echt halverwegen op.
    remy: Ik zal er rekening mee houden THX
  • RolandBergeys
    Sluit me aan bij Henri.
    remy: Vehalen zullen korter worden, thx
  • Henri_Cylma
    goed geschreven wel beetje lang om ineens te lezen. probeer je tot 2000 woorden te beperken.

    cognac - 3de alinea
    de schort
    remy: Zal me aanpassen, dankje
  • Gaya
    Laaaaaang, (daar had je het dus over laatst)
    Ik had wel een beetje moeite om bij de les te blijven, wat ws meer aan ongedurigheid mijnerzijds ligt, als aan jouw verhaal.
    Gr. K@rin
    remy: Dank je wel
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .