writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

'TEGEN WIL EN DANK' (deel 8) door Marcel Elisen

door Elisen

Op de vroege ochtend van de tweeëntwintigste oktober 1943, zat kersverse vader Jos aan de tafel met een sigaret in zijn mondhoek.
Drie dagen geleden was hun dochtertje geboren. Hij zat in gedachten verzonken, hij was weer terug bij het moment van de geboorte zelf.
Hij dacht aan hoe flink zijn Trees was geweest en hoe een klein mensje, Angelien genaamd, nog voorzien van navelstreng op haar buik lag. Trees gaf, gezeten op de bank, hun Angelientje de borst. Af en toe keek ze naar haar dromerige man.
"Zou je die sigaret nu onderhand niet eens aansteken en oproken bij het keukenraampje?", vroeg ze hem glimlachend.
"Huh, bij het keukenraam?" vroeg hij een beetje verdwaasd na enkele seconden.
"Geen sigarettenrook bij de baby als we het kunnen voorkomen schat."
"Had ik niet eens aan gedacht Treesje."
Hij liep naar de mooie jonge moeder en kuste haar op het voorhoofd.
"Ik houd zo van jullie allebei", zei hij serieus, kuierde naar het keukenraam en zette het half open.

Voor zijn sigaret half op was waren zijn gedachten opnieuw afgedwaald naar de geboorte van zijn Angelientje.
Hij zag Dokter Berepoot voor zich, het voorhoofd van de huisarts bezweet. Hij zag zijn ouders die op de bank in het zitkamertje gespannen hadden zitten wachten op de blijde gebeurtenis.
"Zo meteen zijn we opa en oma Harrie", had ma van Loon licht gespannen tegen haar eveneens zenuwachtige man gefluisterd.
"Ja Stella, als er maar geen roet in het eten komt voor onze Jos tot de oorlog voorbij is. Begrijp me goed, ik ben nu al apetrots op mijn opa-titel, maar ik ben tegelijkertijd gewoon ook een beetje bezorgd. Ik kan het niet uitleggen."
Dokter Berepoot, zo'n naam verzin je toch niet, dacht Jos ineens.
"Riet komt op de namiddag even op kraamvisite schat", riep Trees hem toe terwijl hij zijn peuk in het asbakje uitdrukte. Riet was haar zus die nog bij hun ouders in Oisterwijk woonde.
"Is goed schat, leuk om weer eens met haar bij te praten. We zien ze tenslotte niet elke dag. Bovendien zie ik haar graag, dat weet je."
"Ik stel voor dat jij weer lekker in bed gaat liggen. Ik loop wel even mee om Angelientje in haar wiegje te leggen. Het wiegje staat pal naast ons bed schat, dus kun je al rustend een oogje in het zeil houden. Zelf een dutje doen is ook geen overbodige luxe."
"Ik fiets zo meteen even naar mijn ouders om pa zijn nieuwe konijnenhok te schilderen. Dat is zo gebeurd en ik heb het hem beloofd.
Die ouwe heeft het de afgelopen tijd veel te druk gehad met metselen. Hij was gelukkig net op tijd terug uit België voor de geboorte van ons Angelientje."
"Ik zal mijn sleutel even aan buurvrouw Konings geven als ik weg ga. Dan komt die vast af en toe wel even kijken of je misschien iets nodig hebt. Ik blijf niet lang weg hoor schat."
Hij gaf haar een kus en besloot op weg te gaan naar de kapstok en zijn jas.

Van een bekende van zijn werk, die hij onderweg was tegengekomen, hoorde hij dat er weer serieuze oproepen kwamen voor werk in Duitsland.
De man nam na een drietal kilometers afscheid en stuurde de fiets rechtsaf in de richting van het ziekenhuis.
"Daar heb ik toch helemaal geen zin in. Ik moet er niet aan denken zeg om Trees en Angelientje achter te laten", mompelde hij zacht maar licht verontrust voor zich uit.
De gedachte alleen al drukte als een steen op zijn maag. Hij probeerde aan het te schilderen konijnenhok te denken en fietste de Broehovenseweg op.
Zijn moeder was in gesprek met haar buurvrouw, zag hij toen hij dichterbij kwam, uitdrijvend op zijn fiets. Zowel de buren links als rechts van zijn ouders, dreven een groente-en fruitwinkel.
Hij kuste zijn moeder en groette de buurvrouw die hem van alles vroeg over de geboorte van Angelientje.
Na wat geklets met deze buurvrouw verdween hij met zijn moeder achter de voordeur van zijn ouderlijk huis die tussen de twee groentewinkels in ingang bood tot nummer 131.

Tijdens het schilderen van het konijnenhok vroeg zijn moeder hem uit over haar schoondochter en kleinkind.
Na het schilderkarweitje dronk hij samen met zijn moeder nog een kop thee. Onder het genot van een sigaretje vertelde hij zijn moeder dat zijn schoonzusje Riet die namiddag op visite zou komen.
"Jos, luister eens jongen", zei zijn moeder ineens, "ik hoorde dat de moffen weer gaan jagen binnenkort; op goedkope Tilburgse arbeidskrachten voor Duitsland."
"Dat hoorde ik op weg hier naartoe ook al", zei Jos met een onbehaaglijk gevoel.
"Ik heb daar geen zin meer in. Vooral nu niet, ik ben verdomme net vader geworden. Het is ook niet gezegd dat het weer voor zes weken is. Ik heb al gehoord dat er mannen zijn die pas na een half jaar weer terug mochten. Mij niet meer gezien moeder."
"Dan zul je eens moeten overwegen om een goed onderduikadres te zoeken. Er zijn vast wel adresjes in Tilburg. Ik heb het vermoeden dat je misschien wel om de hoek hier, in de Groenstraat terecht kunt.
Bij de kinderwagenfabriek aan de linkerkant moet je eens informeren. Je weet wel wie ik bedoel toch? Die man is volledig te vertrouwen. Daarbij, als hij je kan helpen doet hij het. Je vader en hij kunnen al een hele tijd goed met elkaar overweg en ik vang zo wel eens iets op."
Ze schonk voor beiden nog een kop thee in en Jos stak een nieuwe sigaret aan.
"Dat advies ga ik opvolgen moedertje. Ik bespreek het maandag met mijn chef op het werk zodat ik dinsdagavond even langs de kinderwagenfabriek kan fietsen," zei hij, en blies zijn sigarettenrook de keuken in.

Thuis gekomen trof hij buurvrouw Konings, die juist wilde gaan kijken hoe het met Trees en het kindje ging, bij zijn voordeur aan. Samen gingen ze naar binnen.
"Ga maar naar moeder en kind. Ik hang mijn jas weg en zorg voor drinken voor ons drietjes", zei Jos.
De kraamvisite van Riet was gezellig geweest en zijn schoonzus was blijven eten. Ze was kort na het eten vertrokken omdat ze nog een fietstocht naar Oisterwijk voor de boeg had en rekening moest houden met de door de bezetter ingestelde avondklok.
Die avond vertelde hij, gelegen naast Trees in bed, zijn voornemen om onder te duiken. Trees begreep hem maar al te goed en trok hem dicht tegen zich aan.
"Dan moet je geen risico lopen door me te vaak te bezoeken. Ik zal je niet vaak kunnen zien maar ik weet tenminste waar je bent. Ik kan jou beter af en toe opzoeken samen met ons Angelientje," zei ze, "Als het lukt heb ik je liever dichtbij in Tilburg dan in dat enge Duitsland. Ik zou willen dat het allemaal afgelopen was, dat je gewoon normaal thuis kon blijven."
Jos kuste haar vurig op de mond en keek diep in haar teleurgestelde ogen.
"Jij en ik horen voor altijd bij elkaar, hoe vaak ik ook nog weg zou moeten. Dat met die moffen is een aflopende zaak, wij niet," zei Jos terwijl zijn ogen in de hare bleven kijken.

Die dinsdagavond werd zijn onderduikadres in de Groenstraat bevestigd en samen met een andere Tilburger meldde hij zich donderdagochtend bij het bewuste kinderwagenfabriekje.
Hij had de nacht ervoor ruim twee uur in het wiegje gestaard, naar het door de maan verlichte gezichtje van zijn dochtertje.
Hij was te voet gegaan zodat de Duitsers zouden denken dat hij binnen fietsafstand moest zijn, als ze zijn fiets thuis aantroffen. Hij hoopte dat ze Trees zouden geloven wanneer ze zei dat hij twee dagen geleden naar Duitsland was vertrokken.
Ze hadden bedacht dat ze moest volhouden dat hij bij een particulier was gaan werken tot het voorjaar. Om zo beter aan goed eten te komen voor thuis en geld voor vrouw en kind te verdienen in deze mindere tijden.

Het ondergedoken zitten was een gewenningsproces. Zijn ouders woonden om de hoek van zijn onderduikadres en dat maakte het af en toe wel moeilijk. Hij moest de discipline opbrengen er niet naar toe te gaan.
Overdag werkte hij als manusje van alles in de kinderwagenfabriek. Na het werk en het eten verbleven hij en de andere onderduiker op de zolder van de opslagplaats aldaar. Zijn lotgenoot was ene Jan van Oers uit de Pelikaanstraat.
Ze konden het goed met elkaar vinden. Eens per week kwam Trees met Angelientje naar de fabriek en dan praatten en kusten ze wat in het kleine kantoortje waar men de administratie bijhield.
Ook de vrouw van Jan van Oers probeerde elke week haar man op deze manier even te zien.
De moeder van Jos bracht elke vrijdagavond tegen zessen wat lekkers en iets te lezen. Af en toe zat er een briefje bij geschreven door zijn zus, vader of schoonouders.

Al twee maanden zaten beide heren ondergedoken, zelfs de kerstdagen hadden de heren op de zolder van de opslagplaats doorgebracht. Ook oudejaarsavond en nieuwjaarsdag hadden ze zich moeten troosten met wat leeswerk en etenswaren van thuis.
Op de moeilijkste momenten hadden ze elkaar voorgehouden dat het altijd beter was dan afgebeuld worden in Duitsland.
Het was in de late avond van drie januari dat een SS-officier, vergezeld van acht Nederlandse politiemensen, een inval deed in de kinderwagenfabriek en het woongedeelte van de eigenaar en zijn vrouw. De SS-er dreigde de eigenaar dood te schieten als hij niet zou zeggen waar de onderduikers zaten.
Hij zette zijn woorden kracht bij door zijn Lüger tegen de slaap van de arme eigenaar te zetten.
"Je hoeft niet te liegen. We hebben een tip gehad en zijn zeker van onze zaak," zei een van de Nederlandse politiemannen nadrukkelijk tegen de vrouw des huizes.
Jos en Jan werden hardhandig uit hun schuilplaats gehaald. Geboeid moesten ze plaatsnemen in de achterbak van een Duitse vrachtwagen.
Ze werden vergezeld en bewaakt door zeven van de politieagenten. De achtste agent stapte achter het stuur en opende de deur van binnenuit voor de SS-officier. Deze SS-er had de eigenaar eerst een paar flinke klappen verkocht, voor hij aanstalten maakte in de vrachtwagen te stappen.
Een onthutste, huilende vrouw en een halfbewusteloze eigenaar bleven achter toen de opgepakte onderduikers langzaam uit het zicht verdwenen.

Ze werden naar het politiebureau overgebracht. Voordat ze de binnenkant van een cel zagen, moesten ze hun veters en riem afgeven. Ook de rest van hun persoonlijke bezittingen moest in bewaring worden gegeven.
Op een hardhandige manier werden ze ieder in een politiecel gegooid.
De zesde januari werd ze tijdens het luchten meegedeeld dat ze de volgende ochtend op transport zouden gaan. Er werd niet verteld wat het einddoel zou zijn dus dat was gissen voor beide heren.
De volgende ochtend stonden er in totaal zes mannen te wachten om naar het station begeleid te worden.
Buiten Jos en Jan waren er ook nog vier inwoners uit Oisterwijk. Het groepje werd door Nederlandse politieagenten naar het perron begeleid. Ze werden overgedragen aan drie Duitse soldaten die hen begeleidden in de derdeklas wagon.

De trein vertrok moeizaam en eenmaal op weg begon het raden naar de bestemming. Onderweg kwamen Jos en Jan in gesprek met de vier anderen.
Een van de Oisterwijkers, die zich voorstelde als Willem van Lokven, deed een rondje van namen.
"Dat is Janus van Gestel, die bolle is Piet Biggelaar en die stille is Mart van den Breugel," zei Oisterwijkse Willem.
"Jos van Loon en Jan van Oers," antwoordde Jos terwijl hij naar Jan wees.
"Waarvoor zaten jullie op het politiebureau?" vroeg de normaal blijkbaar stille Mart.
"We zaten ondergedoken," zei Jos terwijl hij zijn schouders ophaalde.
"en jullie?"
"We waren nog in het bezit van onze radio," antwoordde Janus van Gestel en schudde daarbij het hoofd.
De trein bereikte station Den Bosch waar nog twaalf ongelukkigen onder Duitse begeleiding aan boord kwamen. Jos vroeg in gebrekkig Duits aan een van de Duitse begeleiders of het toegestaan was te roken. De soldaat beantwoordde dit met een korte knik.
De trein reed station Utrecht binnen en stopte daar. Het duurde ruim anderhalf uur voor er weer beweging in kwam want er werden nog een twintigtal lotgenoten in een wagon gepropt voor transport.

Jos, Jan en de Oisterwijkers speculeerden over de eindbestemming.
"Als we hier in Utrecht hadden moeten overstappen had het wel eens Scheveningen kunnen zijn. In dit geval echter denk ik dat het Amersfoort of Ommen wordt," zei Jos terwijl hij de vlam in een nieuwe sigaret joeg.
"Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben van Loon," zei Willem van Lokven.
"Amersfoort is naar horen zeggen het meest vreselijke kamp hier in Nederland," zuchtte Jan van Oers.
Jan liet het hoofd hangen en staarde naar de vloer van de derdeklas treinwagon.
"Ik heb inderdaad gehoord dat je er onmenselijk wordt afgepeigerd en mishandeld op de koop toe," brabbelde Piet Biggelaar.
Jan die het hoofd al had laten hangen zuchtte nog eens diep.
"We zullen het allemaal wel zien. Er is nu weinig meer aan te veranderen," antwoordde Jos.

 

feedback van andere lezers

  • ivo
    het verdriet van oorlog zo mooi verteld ..
    Elisen: Dank je wel ivo voor je toffe reactie, ik ben er content mee...
  • erinneke
    ik volg ivo helemaal en lees ok gespannen verder
    Elisen: Dank je erinneke.
  • Mistaker
    Ja ik ben ook een volger!

    Groet,
    Greta
    Elisen: Hartelijk dank lieve Greta voor je reactie, xx.
  • RolandBergeys
    Je bent een heel goed verteller.
    Elisen: Dank je voor het compliment Roland, leuk.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .