writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Weekends zonder glimlach... (II)

door rolleke

Ik heb in mijn leven zeven stielen, en soms dertien ongelukken gehad. Gaan werken bij de eerste beste die in nood zat van personeel, ik was er niet schuw van. Was het een schilder die net de gevel van het café kwam doen, zij het een biersteker die zonder personeel zat. Ik heb wel ergens mijn centen gaan verdienen. Gestempeld heb ik ooit ook gedaan, maar dan als er echt niets te vinden was van werk. Moet wel toegeven dat ik het graag deed, ik kwam onder de mensen en zag stukken van Antwerpen die ik anders in mijn hele leven nooit gezien zou hebben. Het leventje thuis was zwaar, en dan elk weekend gaan kelner spelen kroop ook niet in de koude kleren.
Toen was er natuurlijk de eerste liefde, en mens wat deed dat gek, naderhand bekeken was het eigenlijk, niet zo evident, een lief, gaan sporten, gaan werken, slapen als er tijd was. Dus moesten er wel dingen ingeleverd worden, zoals dat eerste lief waar ik dan zoveel ophef om gemaakt heb dat er thuis de vonken afvlogen. Moeder was er niet gediend mee dat ik iemand leerde kennen en ja een lief vraagt dan ook al eens wat tijd voor twee mensen.
De lieven kwamen natuurlijk zoals stroop, maar ik was niet zo stroop gericht. Oftewel wisten ze in welke beroep ik zat en dat beviel ze niet, anders vonden ze dat ik geen tijd genoeg aan hen kon besteden. Dus kelner zijnde heb ik er wat versleten, zegde hij bescheiden. Maar ja als er geen lief was dan was het terug werken. Maar dan was er eentje waar een mens toch voor valt, ik was achttien en ja mijn gedachten waren gezet dat moest ze worden. Het leventje thuis liep zijn gangetje zoals altijd, elke vrijdag was het een ritueel, van de ene broek in de andere, maar eerst wisselgeld gaan zoeken bij de bakker en beenhouwer bij ons op het plein. Ze kende me al en van 's ochtendvroeg, toen ik gewoonlijk langskwam ze wisten hier heb je hem. De bakker was vast het eerste, net na opening zo rond de zessen de verse koffiekoeken die ik kwam halen als ontbijt en alle briefjes van twintig en vijftig die ze hadden waren blij dat ze in mijn zwart lederen buidel zaten. Toen was het ook nog tijd van sparen, want een weekendje was hard werken maar ook een aardige duit overhouden. Met andere woorden die gingen op het spaarboekje. Mens zoiets kan je nu niet meer voorstellen. Een weekendje gaan werken, had je verschillende duizendjes voor drie dagen werken. Je deed uren die niet normaal waren. Maar je leefde toen nog voor je job, en degene die het ook wilde doen zou er geld voor geven om ergens binnen te geraken. Het nachtleven was iets volledigs aparts, zelfs het stad en de grote markt waren twee verschillende manieren van uitgaan en werken. Een andere stijl van mensen die je zag komen en gaan. Dan nog te zwijgen over de clubs die wij dan eens bezochten als we gedaan hadden met werken. Toen rolde het geld even snel buiten als het binnengekomen was. Fris gekleed passeerde ik dan de dames van de straat, welke soms eens lonkte en dan lachte ik, ik moet gaan werken, ze bekeken me dan alsof ik van een andere planeet kwam.

Aangekomen op plaats van werken, was het direct alle hens aan dek om alles klaar te zetten. Dit voor de stormloop van klanten die je die avond gingen overvallen met al hun franken en guldens, want daar hadden we speciale tarieven voor. Cola, limonade, en water werd met de plateaus glazen klaargemaakt, zodat het sneller vooruit ging tijdens de spits. Het gedruis kwam door de gang en de dancing liep vol alsof er geen mens teveel was. Men kon er wel met een paar honderd binnen. We hadden dan ook verschillende kelners nodig om de boel draaiend te houden. Ook de discobar draaide rond in het midden van de dancing. Zo was elke week en weekend voor een paar jaar toch althans. En met al die jonge vrouwen in het nachtleven was er dan toch wel een waar ik aan zou plakken. Ik was net achttien geworden en ik was ziek, ik moest medicatie nemen en alcohol was volledig uit den boze. Nu niet dat ik daar direct zou van wakker liggen, zij het dat je als kelner nergens kon komen of men herkende je. Wat dus inhield dat in elke dancing in café waar je dan ook kwam je wel iemand tegen het lijf liep van wie je iets moest drinken. Was er net een nieuwe dancing opengegaan en toen ik daar aan het zoveelste watertje was begonnen, bood er iemand mij een sigaret aan. Ik had dan al wel een paar jaar in de kroeg gewerkt maar een sigaret had ik nog niet aangeraakt. En ja hoor ik was ziek net voor mijn achttiende verjaardag en mocht geen alcohol drinken omdat ik medicatie nam. Nooit gerookt en daar stond ik met een sigaret in de mond. Toen kon je nog voor geen vijftig frank een pakje sigaretten kopen en kreeg je er lucifers bij. Je had mijn moeder haar gezicht moeten zien, de volgende dag toen ik thuis achter de toog zat en gewoon een sigaretje opstak alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Mensen verklaarde me voor gek, maar ja ik heb niet gedronken toen ik achttien werd.

Moederlief had dan weer haar best gedaan en had een nieuwe man leren kennen. Alsof ik hem niet kende, hij had ook café achter de hoek en was ook het nachtleven gewoon. Dit was nummer drie in het rijtje. Hij zorgde goed voor mijn moeder en wist natuurlijk wel waar de klepel hangt als het op café houden op aan kwam. Hij zat al jaren in de branche en kende dan ook heel de buurt op zijn duimpje. Zijn café was dan ook dag en nacht open. Dan kom je natuurlijk allerlei slag van mensen tegen, van de eerste beste die zijn krant komt lezen met een koffie, tot de dronkenman die noch dag noch nacht meer uit elkaar wist te houden. Zijn loon gewoon op het einde van de maand afgaf, om zijn rekening te betalen. Hij was dan wel iemand die zijn naam had in de buurt, en als er toen zo'n dertig kroegen op het St. Jansplein waren dan wist men meteen met wie men te maken had. En daar werd niet mee gesold, dronken of nuchter.

Wat ik kort nadien er nog bij aan overhield was mijn eerste vrouw. Niet omdat het moest maar het klikte gewoon en ik dacht ja dit is het dan. Toen ik dan al direct sprak van gaan samen wonen was thuis het hek van de dam. Het was niet met een grote zegen dat we gehuwd werden maar het was nu eenmaal sneller gebeurd dan ik ooit had kunnen denken. We waren pas twee maanden samen en de huwelijke staat hing rond mijn vinger. Het was tussen de soep en patatjes maar dan toch met alles erop en eraan, ja zelfs de kerk was toen nog verplicht, door schoonmoeders. Met de families en paard en koets en ik in mijn nette pak. Jong en onbezonnen…


De dag was negenentwintig juni negentienhonderdentachtig en aan vele mooie en leuke dingen komt een eind zegt men wel eens.

We woonde net samen in een bescheiden woning te Schilde, dus die richting moest ik uit. Zoals elke ochtend werd afgesloten gingen alle kelners nog steevast hun tasje koffie drinken en de avond en nacht bespreken. Na verschillende tassen koffie, gingen we richting huiswaarts, een werkmaat welke afwasser was, stelde voor me naar huis te voeren. Ik zegde vriendelijk dank, want wachten op de eerste bus was niet steeds een lachertje richting Schilde. We vertrokken aan het atheneum te Antwerpen en zette ons op weg naar huis en bedje. Toen halverwege Deurne, kreeg die jongen het plots in zijn hoofd om plankgas te geven waar de snelheid beperkt was tot vijftig. Hij had niet gedronken, want dat deed hij nooit dus dat kon het nooit geweest zijn. Hij moet blijkbaar razend geweest zijn over een discussie die diezelfde avond gevallen was. Op de August Van de Wielelei zou het onheil gebeuren. Net in de bocht waar nu een gele winkel spelletjes verhuurt. Met meer dan honderd per uur op de kilometerteller zijn we tegen de vangrails en huizen gevlogen. Even was ik buiten bewustzijn, toen ik mijn ogen terug opendeed kreeg ik een eigenaardig gevoel over mijn hele lichaam. Ik voelde alsof ikzelf een baksteen was die neergesmeten was tegen de grond. Ik had geen pijn, maar ik kon ook niets bewegen. Mijn ogen gingen open en ik zag het dak van de auto, mijn zetel lag plat. Ik was passagier en mijn zetel was afgebroken door de impact, men zegt wel eens er vliegt van alles door je hoofd als er zoiets gebeurd, wel ik heb niets ervaren. Ik hoorde een motor nog draaien. Ik rook benzine en ik kon niets doen. Het geluk dat ik had was dat er een wagen stopte en ik hoorde stemmen van mensen die ik niet zag en herinner met te roepen dat ze de motor moesten stil leggen. Ze verwittigden de hulpdiensten en men heeft mij toen uit de wagen gehaald en ergens aan de kant gelegd. Ik werd toen reeds een stijve nekkraag aangedaan. Sirenes kan ik me niet herinneren, wel de mensen, het zouden marktkramers geweest zijn. Als ik dan naderhand verneem dat de bestuurder aan het hele gebeuren niets heeft overgehouden van kwetsuren, enkele honderden meter verder in een auto was ingebroken, en daar in slaap was gevallen, zijnde dan misschien dat zijn geweten dat voor de rest van zijn leven mee moest dragen waar hij was aan ontsnapt.

"Het weekend dat het zonlicht niet meer opstond omdat nu dan net geen alcohol de boos en bijna dooddoener was."

En het stukje mens dat ik nog was had hij achtergelaten voor dood. Ik heb hem nadien nog een keer teruggezien, zijnde in de rechtbank. Toen hij zelfs geen blik naar we toe richtte, was het dan toch zijn geweten dat knaagde. Ik zal het nooit ofte nimmer weten en wilde het ook nooit weten. Ik had mijn strijd te strijden en niet de zijne. Zijn moeder heeft ooit proberen contact te willen zoeken via mijn advocaat, maar daar is nooit iets van gekomen. Daar is het antwoord dan ook gebleven voor de rest van mijn en zijn leven, waarom was het gebeurd en hoe kwam hij erbij.
De ambulance heeft mij dan naar het O.L.V Middelares gebracht, maar daar bleek al snel dat het te zeer ernstig was. Men heeft mijn hoofd in tractie willen leggen maar dat heeft men toen nog niet direct gedaan. Ik ben daar enkel uren verbleven en dan alsnog naar Leuven, Pellenberg gebracht. Ik herinner me de rit naar ginder wel. Mijn kleren werden afgesneden, ik herinner me nog mijn lederen jack met enkele witte lappen, die ik toen had, en bleef maar zeggen dat ze die niet mochten stuk maken. Ik heb ze jaren nadien nog gedragen. Er werden foto's genomen van onder naar boven een CT scan zoals we die nu kennen hadden ze daar toen niet. Dat kon enkel in Gent. Het verdict was snel gevallen, ik belandde op intensieve zorgen en men had op mijn hoofd dus een halo geplaatst, je kunt het vergelijken met een ijzeren band die ongeveer anderhalve centimeter van je hoofd staat. Maar deze is dan wel vast gevezen met vier vijzen. Niet dat die los door je schedel gingen maar ze waren conisch gevormd en het waren eigenlijk puntjes van enkele millimeter die op mijn schedel gedrukt waren. Deze werden elke dag aan gevezen. Dit was nodig om achteraan een koord te kunnen hangen om daar ongeveer een dertien kilo gewicht te hangen, het gewicht was nodig om tractie uit te voeren op je ruggengraat en de druk van je ruggenwervels te ontlasten. Als je dan breuken zou hebben dan werden die ontlast van de natuurlijke druk die er staat op je ruggenwervel en de zenuwen die erin lopen. De pijn kan een mens vergelijken met migraine categorie tien. Hoofdpijn maal twintig. En dat betekent gewoonlijk niet veel soeps. Met een gepiep achter mijn hoofd, wat ik lang niet gezien heb, ja als ze mijn bed eens draaiden. Monitoren voor hart en longen, bloeddruk, etc. Met een maagsonde en een blaassonde werd ik direct gerustgesteld, alsof ik het zou voelen. Ik was dus verlamd, ja vanaf de nek af tot mijn kleine teen, er bewoog niets. Ik kon enkel mijn ogen bewegen en mijn schouders, het was eerst een strijd om verschillende infusen in mijn armen te krijgen, ja als ze geen aders vinden, dan is het op een andere manier, eentje via de hals. Dat was niet zo'n leuke bedoeling, en dat zat er niet op een, twee, drie in. Ik lag op een bed (strijkersbed) dat je kon beschouwen als een wafelijzer, een opening om je achterste door te laten, en een opening om je gezicht door te laten. Als je niet op je rug lag dan werd je om de vier uur gedraaid zoals een saté aan een stokje. Maar dan lag je op je buik en moest je gezicht wel ergens door piepen. Wel dat was dat andere gat dan.
Het heeft maar even geduurd want al snel kwamen ze tot de vaststelling dat ik moeilijkheden had met ademen. Dus ik lag meestal op mijn rug. Er was nog even paniek bij het binnenkomen, mijn keel zwol op en snelle interventie was nodig, om me nog te laten ademen. Laat staan leven.

 

feedback van andere lezers

  • aquaangel
    weekends of weekenden?

    De dag was negenentwintig juni negentien tachtig >
    negentienHONDERDENtachtig


    graag gelezen xx

    rolleke: bedankt voor de tips :-)
    groetjes Werner
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .