writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Honingtante .1

door RudolfPaul

In het gedrang van de bioscoopbezoekers liepen ze de brede treden af naar de foyer. Tante Toos had hem bij de hand vastgehouden, maar beneden liet ze hem los. Hij was stil, nog helemaal onder de indruk van de film over het leven van Mozart die ze beiden voor de tweede keer hadden gezien. En van de overweldigende muziek.
'Als je hier op me wacht, ga ik nog even naar het toilet.'
Toos liet hem bij de zijwand staan, bij de grote affiches achter glas. Johannes ging ze op zijn gemak bekijken. Hij las de aankondigingen van nieuwe films en de uitgeknipte recensies.

Hij herinnerde zich de eerste keer, ongeveer een jaar geleden, dat ze samen naar een middagvoorstelling waren geweest - een kinderfilm. Hij was toen tien. In de pauze had ze hem even alleen gelaten in de foyer. Een groepje jongens en meiden, groter dan hijzelf, hing giechelend en stoeiend om hem heen en van achteren gooide iemand een plastic bekertje halfvol koffiedrab en sigarettenpeuken over zijn hoofd en in zijn nek. Hij maakte dat hij bij hen vandaan kwam en bleef in de buurt van enkele volwassenen staan, terwijl hij met zijn handen onder zijn kraag wreef. Toen Toos terugkwam en hem in de menigte zocht, liep hij met tranen in de ogen naar haar toe en vertelde snikkend wat er gebeurd was. Toos liep woedend op de grijnzende en gekke bekken trekkende jongens en gierende meiden af, maar die speelden de vermoorde onschuld en deden of Toos gek was. `Wat, ikke...?
De gong werd geluid en de hele groep ging joelend terug naar de bioscoopzaal. Toos nam hem mee naar de damestoiletten om zijn haar schoon te spoelen en de kleffe troep met papieren handdoeken uit zijn nek te vegen. Daarna besloten ze maar direct naar huis te gaan, de tweede helft van de film hoefden ze niet te zien, het was toch een film van niks.
`Le Souffle au Coeur, las Toos voor. Ze was naast hem komen staan om naar de affiches te kijken. Er stond een film-foto op - een scène waarin een volwassen vrouw en een jongetje van ongeveer zijn leeftijd te zien waren. `Een oude film. Over een moeder en haar zoon. Draait als nachtfilm. Daar kun je niet met me naar toe, dat zouden ze bij jou thuis niet goed vinden. Het is ook beslist geen kinderfilm.' Ze zei het op een wat spijtige toon, alsof ze het erg vond dat ze hem moest teleurstellen. `Kom, zullen we gaan?' Ze nam zijn hand, en samen liepen ze het inmiddels verlaten gebouw uit.
Moeder en zoon. Vaak had hij gedacht dat Toos zijn echte moeder was, en niet Annemarie. Annemarie, zijn zieke moeder, was bijna een vreemde voor hem geworden; ze was voor de zoveelste keer opgenomen. De gedachte dat Toos zijn echte moeder kon zijn, was voor het eerst bij hem opgekomen die dag dat ze bij hem in de badkamer bleef, terwijl hij onder de douche stond. Thuisgekomen na die nare episode met die rotjongens en -meiden had ze hem direct meegenomen naar de badkamer. Er was verder niemand thuis: Mevrouw Doornbos - de dikke, aardige, roodharige vrouw die altijd kwam om voor de huishouding te zorgen als zijn moeder weer eens voor een lange periode in een inrichting verbleef - was er niet, en zijn vader was op kantoor. Tante Toos bleef erbij staan toen hij zich helemaal uitkleedde en onder de douche stapte. Met haar mouwen opgestroopt tot aan haar schouders waste ze zijn haar met shampoo. Toen hij uit de douche stapte en spiernaakt voor haar op de mat stond, droogde ze hem van top tot teen af met de zachtste handdoek die ze in de kast kon vinden. Zelfs zijn `lieve piempje', zoals ze zijn dingetje noemde. `Kijk eens. Je hebt me helemaal nat gemaakt.' Met een droog gedeelte van de handdoek wreef ze over haar handen, haar blouse en haar spijkerbroek. `Eigenlijk had ik net zo goed ook m¡jn kleren kunnen uittrekken en samen met je onder de douche kunnen gaan.' Ze keek hem even lachend aan en vroeg: `Had je dat graag gewild?'
Hij wendde verlegen zijn hoofd van haar af, zijn ogen naar beneden. Liefdevol drukte ze hem tegen zich aan.
`Mallerd', fluisterde ze in zijn oor. In zijn slaapkamer zocht ze uit de hangkast schone kleren voor hem.

Het was druk in de binnenstad. Bij een stalletje op de markt kocht Toos twee grote, verse stroopwafels, een lekkernij die Johannes nog niet eerder had gehad. Groot en rond waren ze: bijna net zo groot als het vergrootglas voor zijn postzegelverzameling of als zijn vaders scheerspiegel in de badkamer. Smullend liepen ze verder. De torenklok sloeg vijf; het was nog lang niet donker. Uiterlijk om zeven uur moesten ze thuis zijn voor het avondeten dat mevrouw Doornbos had klaargemaakt. Tante Toos at mee, ze hoefde dan niet thuis voor zichzelf te koken. Met haar drukke baan als muzieklerares aan het Christelijk Lyceum had ze daar ook niet veel tijd voor.
Johannes stapte in gedachten verzonken voort naast tante Toos. Hij dacht aan de foto van die Franse film. Een moeder en haar zoon. Zou Toos echt zijn moeder zijn en dat voor hem geheim houden? Het zou kunnen. Hij had het onlangs nog uitgerekend: Toos was zesentwintig, hijzelf elf. Zesentwintig min elf... Misschien was ze als vijftienjarig meisje zwanger geraakt en had ze haar kind, hijzelf dus, aan haar oudere zus en haar man afgestaan omdat die zelf geen kinderen konden krijgen. Misschien was zijn moeder, Annemarie, daarom altijd zo droevig. Zo ziek. Altijd al had hij het gevoel gehad dat er iets niet klopte, dat er dingen voor hem verzwegen bleven. Ook mevrouw Doornbos wist ervan, dat voelde hij gewoon. Misschien later, als hij wat ouder was, zouden ze hem vertellen wat er aan de hand was. En zijn vader, Rein, kon gewoon zijn echte vader niet zijn! Dat hij dezelfde achternaam als zijn vader had, Huysmans, zei niets. Johannes Huysmans - zoon van Reindert en Annemarie Huysmans. Misschien stond er ergens, in een of ander document op het stadhuis, vermeld dat hij ter wereld was gekomen met de achternaam van Toos. Misschien heette hij eerst Johannes Olthoff.
Eens had hij het haar gevraagd, zomaar, een paar weken na die keer onder de douche... Toen mevrouw Doornbos in de keuken was en zijn vader iets in zijn werkkamer zocht en ze even alleen waren. `Tante Toos, ben jij mijn echte moeder?' Ze had hem verbaasd en geamuseerd aangekeken. `Malle jongen! Hoe kom je daar nou bij? Wat haal je je wel niet allemaal in je malle hoofd?' Maar hij merkte aan haar dat ze het fijn vond dat hij haar die gekke vraag had gesteld. `Zou je dat zo graag gewild hebben - dat ik je moeder was?' vroeg ze met zachte stem. Hij had bedeesd geknikt. Eens had ze hem verteld dat hij als kleuter van een jaar of vier gezegd had dat hij met haar zou trouwen. Een week geleden moest hij er weer aan denken toen hij iets over een beroemde Amerikaanse schrijver las: Edgar Allan Poe, die op zijn zevenentwintigste met zijn dertienjarige nichtje trouwde. Hetzelfde leeftijdsverschil als tussen Toos en hem, tante en neef. Hij had mevrouw Doornbos gevraagd of ze zich herinnerde dat hij als kleuter had beweerd dat hij later met tante Toos zou trouwen. Ze had ja geknikt, ze herinnerde zich nog goed dat hij dat vaak zei. `Alle kinderen zeggen zulke dingen als ze klein zijn,' zei Mevrouw Doornbos goeiig. `Dat is heel normaal. Daar hoef je je niet voor te schamen.'

Stilletjes liep hij naast tante Toos voort over de markt in de richting van de gracht. Voor ze naar huis gingen, moesten ze nog langs het huis van Jaap, de nieuwe vriend van Toos, om daar de katten te verzorgen en de planten water te geven. Jaap zou twee weken wegblijven. In retraite, had Toos gezegd, ergens in de bossen in een klooster. Een half jaar geleden, toen ze Jaap net had leren kennen, was hij daar ook al eens geweest.
Het huis van Jaap, een ruime bovenwoning, stond in een stille, brede straat aan de andere kant van de gracht. Beneden was een werkplaats waar doodkisten werden gemaakt en waar lijkwagens gestald waren. Toos had hem er al eens over verteld.
`Een beetje eng, al die opgestapelde doodkisten; we kunnen er best een kijkje nemen, daar is vanmiddag toch niemand.'
Johannes knikte. Hij wist dat ze het leuk vond hem een beetje bang te maken. Zo was ze wel, zijn eigengereide tante, zijn lievelingstante. Eentje die haar elfjarige neefje altijd wist te vermaken met haar grapjes, of die hem lekker kon laten huiveren met een van haar enge verhalen.
Toen ze langs een fietsenwinkel liepen, moesten ze met een grote boog om een groep brallende, joelende studenten heen die een kleine opstopping veroorzaakte. De meesten van hen gingen gekleed in jacks van een of andere vereniging. De meisjesstudenten klonken net zo overdreven luidruchtig en aanstellerig als de jongens. Toos hield even de pas in. `Eerstejaars,' zei ze schamper. `Beloof me dat als jij later gaat studeren je nooit dat stomme kuddegedrag aanleert van die halfvolwassen, puistige pubers. Moet je ze eens zien! Alleen om er maar een beetje bij te horen.'
Bij de fietsenwinkel was een ouderwetse fietspomp, waarvan men gratis gebruik kon maken, met een ketting aan de muur vastgelegd. Een van de corpsleden, een uit de kluiten gewassen jongen, was bezig de achterband van zijn fiets op te pompen, luid aangespoord door de anderen.
`Wat een uitslover,' zei Toos. `Moet je eens zien hoe wild hij daar staat te pompen. Alsof z¡jn leven ervan afhangt.' Ze wilde net met Johannes de straat oversteken toen ze plotseling bleef staan en hem aan zijn mouw trok. `Zie je die man daar aan de overkant? Die ouwe kerel?' Johannes keek. Toos boog zich naar hem toe en zei half fluisterend, zodat omstanders en voorbijgangers het niet zouden horen: `Die is jarenlang hoofd van de school geweest waar jij nu op zit. Een afschuwelijke, nare, despotische vent. Toen ik nog in de hoogste klas zat, zoals jij nu... Venema, zo heette die beul, nu weet ik het weer, meester Venema.'
`Dispotisch...dispotisch...wat betekent dat eigenlijk?'
`Despotisch? Nou, als een tiran: sadistisch en wreed. Vooral bij de jongens. Hij zocht en vond altijd wel een reden om erop los te slaan. God, wat waren we als kinderen bang voor die kerel. Maar moet je hem nu eens zien!' Ze zweeg want de man stak de straat over en liep recht op hen af. Hij keek Toos in het gezicht, maar er was geen teken van herkenning.
Pang! Een droge, harde knal. Iedereen schrok. Een van de studentenmeisjes slaakte een angstig gilletje. Luid gejoel van de anderen. Toos en Johannes keken om; de klap had achter hen geklonken, de fietsband was geknapt. Meester Venema keek zoekend rond en friemelde met benige vingers aan zijn gehoorapparaat.
`Wat was dat in godsnaam... Wat was dat?' vroeg hij aan enkele voorbijgangers, maar die haalden hun schouders op en liepen door. `Weet u wat dat was, dat geluid?' vroeg hij aan Toos.
`Dat? Die knal bedoelt u? O, dat was niets bijzonders,' antwoordde Toos achteloos. `Gewoon een studente die ontmaagd werd. Pang! gaat het dan. Daarboven ergens geloof ik, daar kwam het geluid vandaan.' Ze wees naar een gebouw aan de overzijde van de straat, naar de gevel waaraan een VVV-bord bevestigd was. `Ziet u dat bord van de Vereniging van Vaginistische Vrouwen?' Voor een van de bovenramen stond een vrouw naar buiten te kijken. `Het is bij een van die vrouwen blijkbaar toch gelukt. Geeft soms een enorme knal "Pang!" als er eentje ondanks alle weerstand opengestoten wordt.' Toos wilde al doorlopen en had Johannes bij de hand genomen. `Zo is het met mij destijds gebeurd,' zei ze nog op nuchtere toon. `Maar goed, ik mag niet klagen, dit lieve jochie is daarvan het resultaat. Dag meneer Venema.' Ze trok Johannes mee, de man hoofdschuddend achterlatend. Pas op tientallen meters afstand proestte ze het uit.
`Je had z¡jn bescheten kop moeten zien! Net een ondersteboven hangende vleermuis die aan diarree lijdt. Hij herkende me niet, dat is wel duidelijk. Kan ook haast niet na al die jaren. Maar ik weet het nog drommels goed. Ik moet er niet aan denken dat jij die rotzak als schoolhoofd zou hebben in plaats van die aardige meneer die jullie nu hebben, die meester...'
`Meester Berghuis.'
`Gelukkig heb ik maar een half jaar bij hem in de klas gezeten. Toen ging hij weg en heb ik hem nooit weer gezien. Ontslagen. Overspannen of zoiets. Ik dacht dat die kerel al lang dood was.'

 

feedback van andere lezers

  • jacqueline
    Krijg er een "Verdriet van Belgie" gevoel bij. Heel knap Jacqueline
  • Liesje
    Heel vlot om te lezen en het boeit van begin tot einde... vraagt zelfs naar meer... in elk geval welkom hier! Ik hoop nog meer van jouw pen te mogen lezen!
  • aquaangel
    heel fraai, wel een lange inzending en omdat er al zoveel te lezen valt online misschien de delen toch splitsen in meerdere inzendingen??



    groet
  • sproet
    ik sluit me aan bij de andere fb.
    welkom.

    liefs, sproet :-)
  • Ghislaine
    Knappe binnenkomer. Welkom in ons schrijvershuis.
  • Klaver4
    welkom bij deze bende hier :o)
    mooie intro ! knap geschreven; roept zeer herkenbare gevoelens op!
    doe vooral zo verder :o)
    gr
    klaver4
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .