writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Ilona's Asshole .11

door RudolfPaul

Otto zat onder een plataan op een verweerde houten bank op een afstand toe te kijken. Zijn zusje en haar nieuwe vriendin Renate, die aan de overkant van de weg bezig waren hun marktstalletje op te bouwen, hadden hem in de drukte nog niet opgemerkt. Hij was op zijn racefiets naar het dorp gereden, had zijn fiets aan een lantaarnpaal bij een terasje van een restaurant vastgemaakt en was naar de brink midden in het dorp geslenterd. Zijn zus Puck en de vier jaar oudere Renate zagen eruit als een komisch duo, vond hij. Puck, het korte mollige jonge meisje in haar gothic kledij en Renate, de graatmagere lange vriendin in spijkerbroek en t-shirt. Puck droeg een lichaamsbenadrukkend zwart jurkje dat haar voorste rondingen en haar achterste bollingen goed deed uitkomen. Ze had haar lippen met zwarte lipstick en haar wenkbrauwen met potlood en eye-liner dik aangezet. Puck droeg een page-kapsel van ravenzwart haar, Renate had witblond haar dat strak over haar benige hoofd naar achteren was getrokken en bijeen gebonden in een kort zwiepend staartje. Hoewel Puck nog maar vijftien was had ze borsten als bleke meloenen terwijl Renate met haar negentien jaar zo plat was als een plankje, alleen haar tepelknopjes priemden als twee erwtjes onder de stof van haar t-shirt. Wat moest een tweedejaars studente psychologie eigenlijk met een schoolmeisje van nog maar net vijftien, vroeg Otto zich af.
Puck hield een zwarte vlag omhoog waarop met grote bloedrode gestileerde gothische letters de leuze IN GOTH WE TRUST geschreven stond. Renate bevestigde het doek aan de horizontale lat boven het op schragen gelegen planken blad waarop tijdschriften en cd's lagen uitgestald. Ook haalde ze wat poppen uit een kartonnen doos en plaatste die op de tafel. Otto herinnerde zich dat Puck hem had verteld dat haar vriendin poppenspeelster was. Ze gebruikte hiervoor zelfgemaakte poppen. Renate was ook een mime kunstenaar. Een veelzijdig talent, deze jonge vrouw.
Het was leuk om naar al die mensen en hun bezigheden te kijken. Een kleine EHBO post werd ingericht in een legertent naast het stalletje van Puck en Renate. Daarnaast een poffertjeskraam en verderop eentje voor suikerspinnen. Ook was er een kraampje met Taco's en Segafredo - il vero espresso italiano en een grappig driewielig vrachtwagentje.
Een man van een jaar of veertig kwam naast hem zitten. Hij had een blikje in zijn hand en stonk naar bier. Zo vroeg op de dag, het was nog maar net twaalf uur geweest, en nu al aan de drank? Hij knikte de man toe en schoof een eindje op.
'Ook te vroeg voor het dorpsfeest?'zei de man op de bank naast hem. 'Het begint pas goed om een uur of twee, geloof ik.'
Zeker verlegen om een praatje, dacht Otto.
'Kun je wel zo lang wachten?'
'Denk het niet,' zei Otto. 'Ik moet zo weer weg. Ik wacht hier eventjes op m'n opa en oma die dat kerkje van binnen aan het bekijken zijn. We zijn op doorreis.' Hij wees naar de eeuwenoude dorpskerk. Voor de grote geopende deuren stond een wit bord waarop met grote letters te lezen stond dat het gebouw was te bezichtigen en dat er om drie uur een orgelconcert gegeven zou worden. Grootouders had hij niet, had hij ook nooit gekend. Die van moeders zijde waren dood en die van zijn vaders kant, daar hadden ze nooit contact mee gehad. Thuis hadden ze het er nooit over.
'Moet je die twee een zien,' zei de man. Hij wees met zijn blikje in de hand recht voor zich uit. 'Die lange Dood van Pierlala en die kleine meid met die dikke tieten... daar zal haar vriendje, als ze die heeft, wel de handen aan vol hebben ha ha ha. Ziet er niet uit! Bulletje en Bonenstaak. O nee, dat waren jongens, niet meisjes. Voor jouw tijd, jongen, ver voor jouw tijd - jaren vijftig vorige eeuw.'
Ho ho, dat is wel mijn zusje, over wie je het hebt, dacht Otto. Maar goed, dat kon die man ook niet weten. Otto keek opzij. De man gaf hem een vies lachje.
'Hé... verrek... ik geloof dat ik haar ken. Dat is Potje,' zei de man toen hij weer voor zich keek. 'Verdomd als het niet waar is. Potje van Carla... wat doet die hier?'
Otto haalde zijn schouders op. 'Ik ken ze niet,' prevelde hij.
'Ze komt uit de stad,' zei de man. Zijn stem klonk sloom. 'Dochter van een collega van me... nou ja, ex-collega.'
Otto besloot om er niet op in te gaan. Hij wist dat Puck wel eens Potje genoemd werd, op school noemden ze haar zo. Hoe ze die koosnaam gekregen had, wist hij niet.
'Ken je dat liedje van Randy Newman? Short People? Randy Newman. Zegt je niks zeker?' vroeg de man.
Otto schudde zijn hoofd.
'Heel oud. Jaren zeventig vorige eeuw.'
'Toen was ik er nog niet,' lachte Otto.
'Hoe oud ben je dan?'
'Zeventien.'
'O, dan heb je nog een lange weg te gaan. A long way to go. Ik had je ouder ingeschat. Twintig of zo.'
De man keek weer voor zich uit. 'Zeventien,' zei hij dromerig, 'dan moet het leven nog beginnen.' Hij neuriede wat voor zich uit. Plotseling scheen hij de woorden gevonden te hebben die hij zocht en zong hij met schorre, bijna toonloze stem:
Short People got no reason to live
They got little baby legs and they
Stand so low, you got to pick 'em up
To say 'hello'
De man keek Otto aan alsof hij een applaus verwachtte. 'Hoe het verder gaat weet ik niet,' zei hij.
Het klopte wel, dacht Otto. Zijn zusje was een ondermaats onderdeurtje. Haar hoofd paste onder zijn oksel als hij naast haar stond en zijn arm over haar schouder legde. Ze zou als volwassene wel niet groter worden dan één meter vijftig, een hobbit- of trollennvrouwtje met een grote boezem. Een kaboutervrouwtje.
'Weet je waarom dat wichtje Potje heet?' vroeg de man.
'Komt van Lutje Potje misschien,' zei Otto. 'Betekent zoiets als Klein Kind in het Hoge Noorden.' Dat had hun toenmalige tuinman eens gezegd, jaren geleden, toen hij nog maar tien was en Puch een klein borstenloos meisje van zeven of acht.
'Potje is vernoemd naar een parkeerplaats langs de snelweg - De Keulsche Pot, ouderwets geschreven met sch,' zei de man op besliste toon. Bij graafwerkzaamheden is daar een oude Keulsche Pot met een of andere bijzondere inhoud gevonden en sindsdien heet die plaats zo. Net als de parkeerplaats in de buurt van Venlo, waar ze op een oude Romeinse waterput waren gestoten - die plek heet nu De Romeinse Put.'
'Maar wat heeft een parkeerplaats met dat meisje daarginds te maken, ik zie het verband niet.'
De man grijnsde. 'Ken je dat mopje niet over die kinderen bij indianenstammen? Die hebben toch vaak van die rare namen? Als een jongetje verwekt is tijdens een onweersbui krijgt hij de naam Thunderstorm of als een meisje verwekt is in een maisveld krijgt ze de naam Cornflower. Dus de plaats of gebeurtenis bij de conceptie bepaalt de naam van een indianenkind. Op een dag vraagt zo'n indiaantje aan zijn moeder: Mammie, hoe kom ik aan mijn rare naam? en ze antwoordt: Why do you want to know, Broken Rubber?'
De man moest er zelf hartelijk om lachen. Hij nam een slok van zijn blikje, verslikte zich en kreeg een hoestbui.
Toen hij uitgekucht was vroeg Otto: 'Dus dat meisje daarginds, Potje, is het resultaat van een gescheurde condoom, als gevolg van een gescheurd kapotje? Of noemen ze haar zo omdat ze verwekt is op een parkeerplaats die Keulsche Pot heet?'
'Dat laatste,' hoestte de man. 'Ik geloof het laatste, vernoemd naar die parkeerplaats, ja. Tenminste, zo heb ik het begrepen. Maar misschien is er een ongelukje gebeurd met een condoom, die dingen zijn never nooit niet honderd procent betrouwbaar.'

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .